ECLI:NL:RVS:2008:BD0787

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200704809/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging goedkeuring bestemmingsplan door college van gedeputeerde staten van Limburg

In deze zaak heeft de Raad van State op 29 april 2008 uitspraak gedaan over het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg, dat op 12 juni 2007 goedkeuring verleende aan het bestemmingsplan "Banholt" van de gemeente Margraten. Appellanten, wonend te [woonplaats], hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan een plandeel van het bestemmingsplan dat betrekking heeft op een perceel waar de bestemming "Groenvoorzieningen" aan is toegekend. De appellanten stellen dat dit perceel hun eigendom is en dat het college geen zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt.

De Raad van State heeft vastgesteld dat het college de taak heeft om te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het college heeft goedkeuring onthouden aan het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden uit te werken" en goedkeuring verleend aan het plandeel met de bestemming "Groenvoorzieningen". De appellanten betogen dat het college ten onrechte heeft aangenomen dat het noordelijke deel van het perceel eigendom is van de gemeente, en dat dit de zorgvuldigheid van de besluitvorming in gevaar heeft gebracht.

De Raad van State oordeelt dat eigendomsverhoudingen niet van doorslaggevende betekenis zijn voor de goede ruimtelijke ordening, maar dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de appellanten en de gevolgen van de waterbuffer die in het plan is voorzien. De Raad concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht en vernietigt het besluit van het college voor zover het goedkeuring verleent aan het plandeel met de bestemming "Groenvoorzieningen". Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten.

Uitspraak

200704809/1.
Datum uitspraak: 29 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 juni 2007, kenmerk 2007/23445, heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Margraten (hierna: de raad) bij besluit van 24 oktober 2006 vastgestelde bestemmingsplan "Banholt".
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juli 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2008, waar [appellanten], bijgestaan door mr. R.T. Kirpestein, en het college, vertegenwoordigd door drs. C.J.H. Maes, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de raad, vertegenwoordigd door B.P.M. Robbert, ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het college heeft, voor zover hier van belang, goedkeuring onthouden aan het plandeel dat betrekking heeft op een deel van het perceel, kadastraal bekend als gemeente Margraten, sectie T, nummer 142, (hierna: het perceel) waar de bestemming "Woondoeleinden uit te werken" aan is toegekend. Het plandeel met de bestemming "Groenvoorzieningen", die aan het overige - noordelijke - deel van het perceel is toegekend, heeft het college goedgekeurd.
2.3. [appellanten] betogen dat het college ten onrechte ervan is uitgegaan dat op het noordelijke deel van het perceel, waar de bestemming "Groenvoorzieningen" aan is toegekend, eigendom is van de gemeente. Zij stellen dat het perceel hun eigendom is. Hierdoor heeft het college geen zorgvuldige belangenafweging kunnen maken.
2.3.1. Met betrekking tot het eigendomsrecht van het perceel overweegt de Afdeling dat eigendomsverhoudingen uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet van doorslaggevende betekenis zijn. Het college heeft derhalve in hetgeen [appellanten] over het eigendomsrecht van het perceel naar voren hebben gebracht terecht geen reden gezien goedkeuring aan het plan te onthouden. Slechts indien privaatrechtelijke verhoudingen van een dusdanige aard zijn dat daarmee de realisering van het bestemmingsplan binnen de planperiode niet aannemelijk is, kan hieraan betekenis toekomen. [appellanten] hebben gesteld noch aannemelijk gemaakt dat het eigendomsrecht aan de verwezenlijking van de bestemming "Groenvoorzieningen" op het perceel in de weg zou staan. Daarbij is in aanmerking genomen dat ter zitting namens de raad is verklaard dat het perceel zal worden onteigend, indien geen overeenstemming met [appellanten] kan worden bereikt over de eigendomsoverdracht van het perceel. Dit betoog faalt derhalve.
2.4. Verder betogen [appellanten] dat het college ten onrechte hun bedenkingen ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Groenvoorzieningen" buiten beschouwing heeft gelaten en dat ook in zoverre sprake is van onzorgvuldige besluitvorming.
2.4.1. Op het noordelijke deel van het perceel met de bestemming "Groenvoorzieningen" is een waterbuffer voorzien. Bij de locatie en omvang van die waterbuffer is in het plan uitgegaan van de verwezenlijking van woningen op zowel het perceel ("Fase 2") als op de naastgelegen plandelen ("Fase 1") met de bestemming "Woondoeleinden". Niet in geschil is dat een waterbuffer noodzakelijk is voor de opvang van neerslag afkomstig van daken en overige verharde oppervlakken van de voorziene woningbouw in "Fase 1".
Echter, bij de onthouding van goedkeuring in het bestreden besluit aan de beoogde woningbouw in "Fase 2" op het perceel, heeft het college zich onvoldoende rekenschap gegeven van de gevolgen hiervan voor de noodzakelijke omvang en plaats van de waterbuffer. Ter zitting is namens de raad bevestigd dat als gevolg van de gedeeltelijke onthouding van goedkeuring, de omvang van de waterbuffer thans te groot is. Hierdoor is het niet noodzakelijk dat alle gronden van het perceel die in het plan zijn bestemd als "Groenvoorzieningen" ten behoeve van de voorziene waterbuffer worden verworven of eventueel onteigend.
Het college heeft eveneens onvoldoende rekening gehouden met de belangen van [appellanten]. Op de in het plan voorziene plaats zou de waterbuffer het perceel in de hele breedte doorsnijden. Met name het argument van een gebrekkige bereikbaarheid van het perceel, die bij realisatie van de waterbuffer wordt veroorzaakt, heeft het college niet gemotiveerd weerlegd. Ter zitting is namens het college erkend dat aan dit punt onvoldoende aandacht is geschonken in het bestreden besluit.
2.5. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel dat ziet op het deel van het perceel, waar de bestemming "Groenvoorzieningen" aan is toegekend.
2.6. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel dat betrekking heeft op het deel van het perceel, kadastraal bekend als gemeente Margraten, sectie T, nummer 142, waar de bestemming "Groenvoorzieningen" aan is toegekend.
2.7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 12 juni 2007, kenmerk 2007/23445, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel dat betrekking heeft op het deel van het perceel, kadastraal bekend als gemeente Margraten, sectie T, nummer 142, waar de bestemming "Groenvoorzieningen" aan is toegekend;
III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Limburg tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door provincie Limburg aan [appellanten] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat provincie Limburg aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2008
12-571.