Datum uitspraak: 29 april 2008
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
Bij besluit van 5 februari 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college) aan de Motorcrossclub Zuidwolde (hierna: de motorcrossclub) een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een motorcrossterrein aan de rijksweg N48 te Zuidwolde. Dit besluit is op 14 februari 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 maart 2008, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 april 2008, waar [verzoekers] en het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college), vertegenwoordigd door B. Arentz, G. Eleveld en K.S. van der Wal, ambtenaren in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting de motorcrossclub, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college van burgemeester en wethouders van De Wolden, vertegenwoordigd door J.M. van der Vinne, ambtenaar in dienst van de gemeente, gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoekers] betogen dat de inrichting de in het gebied voorkomende natuurwaarden schade toebrengt.
2.2.1. Gezien het milieu-effectrapport en de ter zitting door het college gegeven toelichting ziet de voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de natuurwaarden bij het in werking zijn van de inrichting niet in onaanvaardbare mate worden aangetast. Er bestaat dan ook in zoverre geen aanleiding voor toewijzing van het verzoek.
2.3. [verzoekers] vrezen voorts voor geluidhinder.
2.3.1. De inrichting is gelegen op een gezoneerd industrieterrein. Volgens het van de aanvraag deel uitmakende geluidonderzoek zal de bijdrage van de inrichting niet leiden tot overschrijding van de zonegrenswaarde en de zogeheten MTG-waarden aan de gevels van woningen binnen de zone. In het betoog van [verzoekers] ziet de voorzitter geen aanleiding om daaraan te twijfelen.
2.3.2. Het college heeft zich bij het stellen van de grenswaarden voor het maximale geluidniveau gebaseerd op de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Handreiking). In voorschrift 2.2.1 zijn ten aanzien van de woningen aan de [locaties] grenswaarden voor het maximale geluidniveau voor de avondperiode opgenomen, die hoger zijn dan volgens paragraaf 3.2 van de Handreiking aanvaardbaar wordt geacht. Het college heeft dit aanvaardbaar geacht op basis van een bestuurlijke afweging. Hij heeft daarbij betrokken dat het in werking zijn van de inrichting gedurende de avond is beperkt tot één maal per week tot 21.00 uur en dit maximaal zes maal per jaar en met uitsluiting van de maanden juli en augustus. Verder heeft het college in aanmerking genomen dat de woning aan De Stuw 16 is afgebrand en dat het daarom slechts gaat om één bestaande woning. Daarnaast zijn volgens het college de kosten voor het aanbrengen van een geluidswal om het maximale geluidniveau te beperken aanzienlijk en kan een dergelijke investering niet in redelijkheid van de motorcrossclub worden verlangd.
2.3.3. De beantwoording van de vraag of het college in zoverre van de Handreiking heeft kunnen afwijken leent zich niet voor beantwoording in deze procedure. De voorzitter beperkt zich tot een afweging van de betrokken belangen.
2.3.4. De activiteiten gedurende de avondperiode betreffen het houden van zogenoemde trainingswedstrijden op de woensdag. Ter zitting is door het college en de motorcrossclub aangegeven dat het houden van deze wedstrijden van essentieel belang is voor het behoud van het ledenaantal van de motorcrossclub. Daartegenover staat het zwaarwegende belang van omwonenden bij de beperking van de geluidhinder vanwege de inrichting gedurende de avond. De Voorzitter neemt bij zijn beslissing in aanmerking dat de motorcrossclub sinds 2005 geen gebruik meer maakt van het motorcrossterrein hetwelk de urgentie van het door haar genoemde belang van ledenbehoud relativeert. Niet valt in te zien dat de motorcrossclub voor het houden van trainingswedstrijden in de avond niet de beslissing van het geding in de bodemprocedure kan afwachten.
2.4. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van 5 februari 2008, kenmerk 5.3/2007006405, voor zover het de motorcrossactiviteiten tijdens de avondperiode betreft;
II. wijst het verzoek voor het overige af;
III. gelast dat de provincie Drenthe aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2008