Datum uitspraak: 14 mei 2008
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
Bij besluit van 5 september 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Twenterand (hierna: de raad) bij besluit van 20 maart 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Vroomshoop Oost, partiële herziening Woongebied Vroomshoop Oost".
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 november 2007, beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [partij A], gevestigd te [plaats], een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2008, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. E.W. Roessingh, advocaat te Hengelo, en de raad vertegenwoordigd door J. van Beesten-Heuver, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting [partij B] en [partij A], vertegenwoordigd door mr. J.H.B. Averdijk, advocaat te Enschede, gehoord.
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het plan ziet op een strook van twee meter breed tussen de percelen van [appellanten] aan de Oranjestraat en de percelen aan de Penningkruid en Helmkruid. Deze strook heeft de bestemming "Woongebied Vroomshoop Oost".
2.3 [appellanten] stellen dat het college heeft miskend dat het plan in strijd met artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is vastgesteld. De raad heeft bij de herziening van het plan het besluit van het college van 20 november 2001, waarbij goedkeuring is onthouden aan de bestemming "Woongebied Vroomshoop Oost" voor zover gelegen binnen een afstand van acht meter tot aan de perceelgrenzen van [appellanten], niet in acht genomen. [appellanten] betogen verder dat het niet toekennen van de bestemming "Water" aan deze strook een aantasting vormt op hun privacy nu hierdoor de strook grond met de bestemming "Water" tussen hun percelen en de nieuwe woonwijk is beperkt tot zes meter breed in plaats van acht meter. Uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening had minimaal een strook van acht meter met de bestemming "Water" vanaf de perceelgrenzen opgenomen moeten worden, aldus [appellanten].
2.4 Het college stelt zich op het standpunt dat het plan niet in strijd is met artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Voorts stelt het college dat er bij een afstand van zes meter tussen de bestemming "Woongebied Vroomshoop Oost" en de percelen aan de Oranjestraat niet gesproken kan worden van een onaanvaardbare aantasting van de privacy van [appellanten].
2.5 In het raadsbesluit dat ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan waaraan bij besluit van 20 november 2001 op dit punt goedkeuring is onthouden heeft de raad overwogen dat een strook van acht meter vanaf de perceelsgrenzen aan de Oranjestraat de bestemming "Water" dient te hebben. Het college heeft goedkeuring onthouden omdat de overwegingen uit dit raadsbesluit niet overeenkwamen met de plankaart van dat plan, waarin een strook van zes meter de bestemming "Water" heeft.
2.6 Ingevolge artikel 30, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dient, indien aan een vastgesteld bestemmingsplan goedkeuring is onthouden, de raad een nieuw plan vast te stellen met inachtneming van het besluit van het college. Het college heeft in dit geval goedkeuring onthouden aan het oorspronkelijke plan wegens discrepantie tussen het plan en het raadsbesluit van 25 januari 2000. De raad heeft het plan vervolgens opnieuw bezien en heeft geconstateerd dat de plankaart juist geacht moet worden. Het besluit tot onthouding van goedkeuring laat deze ruimte aan de raad nu dit besluit van het college niet strekt tot onthouding van goedkeuring op inhoudelijke gronden. Het college heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat het plan niet in strijd met artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is vastgesteld.
2.7 Voorts hebben [appellanten] niet aannemelijk gemaakt dat het vaststellen van de bestemming "Woongebied Vroomshoop Oost" op een afstand van zes meter in plaats van acht meter van hun percelen een onaanvaardbare aantasting vormt op hun privacy als gevolg van de aanleg van de nieuwe woonwijk. Het college heeft in redelijkheid doorslaggevend belang kunnen hechten aan het feit dat de percelen van [appellanten] 100 meter lang zijn en dat de woningen zich op ongeveer 60 meter van de perceelgrens met het plan bevinden.
2.8 De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Verbeek
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2008