ECLI:NL:RVS:2008:BD1592
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- M.G.J. Parkins de Vin
- T.M.A. Claessens
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en belangenafweging bij Dublinclaimant
In deze zaak gaat het om de inbewaringstelling van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie. De vreemdeling was in vreemdelingenbewaring gesteld op 30 december 2007, maar de rechtbank 's-Gravenhage verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en beval de opheffing van de maatregel van bewaring. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de belangenafweging in zijn voordeel was, met name in het licht van de Vreemdelingenwet 2000 en de Vreemdelingencirculaire 2000. De enkele verwijzing naar het feit dat de vreemdeling zich na aankomst in Griekenland niet bij de autoriteiten had gemeld, was niet voldoende om de inbewaringstelling te rechtvaardigen. De Raad van State concludeerde dat de inbewaringstelling onrechtmatig was en verklaarde het hoger beroep gegrond. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de vreemdeling kreeg recht op schadevergoeding voor de periode van zijn onrechtmatige inbewaringstelling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij de toepassing van vreemdelingenbewaring, vooral in het geval van Dublinclaimanten, waarbij de staatssecretaris moet aantonen dat de belangen van de staat zwaarder wegen dan die van de vreemdeling.