Datum uitspraak: 28 mei 2008
Uitspraak in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Winschoten,
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
Bij besluit van 25 september 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Groningen (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Winschoten (hierna: de raad) bij besluit van 21 februari 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Parkwijk".
Tegen dit besluit heeft het college van burgemeester en wethouders van Winschoten (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 november 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 april 2008, waar het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door H. van der Poel en drs. G.J. Hurenkamp, ambtenaren in dienst van de gemeente, en het college, vertegenwoordigd door C.A.W. Bouwense, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het bestemmingsplan is een conserverend plan waarin slechts enkele nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Voor twee van deze ontwikkelingen zijn wijzigingsmogelijkheden opgenomen in de artikelen 4, vijfde lid, en 10, zesde lid, van de planvoorschriften. Hierin wordt aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid toegekend om de bestemming van de plandelen met de bestemmingen "Bedrijven" en "Volkstuin" te wijzigen in de bestemming "Woongebied". Het college heeft aan deze wijzigingsbevoegdheden goedkeuring onthouden.
2.2.1. Het college van burgemeester en wethouders stelt dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat vorengenoemde wijzigingsmogelijkheden in strijd zijn met de provinciale nota Nota Bouwen en Wonen 2005-2008 (hierna: de Nota Bouwen en Wonen). Volgens het college van burgemeester en wethouders dient het college bij de toetsing van het plan aan de Nota Bouwen en Wonen de reeds goedgekeurde maar niet gerealiseerde plannen, waarmee woningbouw wordt mogelijk gemaakt, buiten beschouwing te laten. Met deze onthouding van goedkeuring worden op voorhand te strenge eisen gesteld, met als gevolg dat gewenste ontwikkelingen zouden kunnen worden belemmerd, aldus het college van burgemeester en wethouders.
2.2.2. Het college stelt dat het bij een verzoek om goedkeuring van een plan waarmee woningbouw wordt mogelijk gemaakt, toetst of met de reeds goedgekeurde plannen en het goed te keuren plan binnen de in de Nota Bouwen en Wonen aan de gemeente toegekende uitbreidingsruimte wordt gebleven. In het onderhavige geval heeft het college goedkeuring onthouden aan de wijzigingsbevoegdheden waarmee woningbouw mogelijk kan worden gemaakt omdat de uitbreidingsruimte reeds volledig is ingevuld met de verschillende door het college goedgekeurde plannen van de gemeente Winschoten.
2.2.3. Volgens de Nota Bouwen en Wonen geldt voor de gemeente Winschoten tot 2008 een uitbreidingsruimte van 1008 woningen. Voor de periode 2009 tot en met 2014 is in de Nota Bouwen en Wonen voor de gemeente Winschoten een uitbreidingsruimte van nul opgenomen, nu deze vergrijsde gemeente een krimpende eigen behoefte heeft.
2.2.4. Niet in geschil is dat met de reeds goedgekeurde plannen van de gemeente Winschoten, waarmee woningbouw wordt mogelijk gemaakt, de aan de gemeente toegekende uitbreidingsruimte van 1008 woningen volledig is ingevuld. Gelet hierop heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat met de goedkeuring van de onderhavige wijzigingsbevoegdheden de uitbreidingsruimte zal kunnen worden overschreden.
De Afdeling acht het voorts niet onredelijk dat het college voor de berekening van de resterende uitbreidingsruimte is uitgegaan van alle reeds goedgekeurde plannen. In het feit dat een deel van die plannen nog niet is gerealiseerd, behoefde het college in redelijkheid geen aanleiding te zien om de wijzigingsmogelijkheden ondanks de volledig ingevulde uitbreidingsruimte, niet in strijd met de Nota Bouwen en Wonen te achten.
2.3. De conclusie is dat hetgeen het college van burgemeester en wethouders heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de artikelen 4, vijfde lid, en 10, zesde lid, van de planvoorschriften in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.4. Het beroep is ongegrond.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond;
Aldus vastgesteld door mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van Staat.
w.g. Hennekens w.g. Bošnjaković
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2008