Datum uitspraak: 28 mei 2008
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
Bij besluit van 17 juli 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) opnieuw beslist over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Westvoorne (hierna: de raad) bij besluit van 30 augustus 2005 vastgestelde bestemmingsplan "Raadhuislaan/Dwarsweg" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 september 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 mei 2008, waar [appellanten], bij monde van [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door drs. M.K. van Asperen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door G.H. Groeneveld, ambtenaar van de gemeente, en de stichting Catharina, vertegenwoordigd door [adviseur] van de stichting.
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.
2.2. Het plan voorziet in de nieuwbouw van woon- en zorgcentrum de Swinshoek op de locatie Raadhuislaan/Dwarsweg. Het betreft een woon- en zorgcentrum met zorgappartementen in de sociale huursector, woningen in de sociale en middendure huur- en koopsector en zorgunits met de bijbehorende ruimten voor zorg- en commerciële dienstverlening.
2.3. Bij besluit van 7 februari 2006 heeft het college besloten over de goedkeuring van het plan. Bij uitspraak van 6 juni 2007, in zaak nr.
200602776/1, heeft de Afdeling het besluit van 7 februari 2006 vernietigd, omdat onvoldoende inzicht bestond in de financiering van het woon- en zorgcomplex en de gevolgen daarvan voor de verwezenlijking van het plan dat geheel is toegespitst op het voorziene woon- en zorgcomplex. Daarbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat ten tijde van de vaststelling van het plan nog geen zekerheid bestond over het verkrijgen van subsidie voor de bouw van het woon- en zorgcomplex en dat evenmin was onderzocht in hoeverre aannemelijk was dat de gevraagde subsidie zal worden verleend terwijl was gebleken dat de verwezenlijking van het woon- en zorgcomplex niet zou plaatsvinden indien de aangevraagde subsidie niet zou worden verleend. Bij besluit van 17 juli 2007 heeft het college opnieuw goedkeuring aan het plan verleend. [appellanten] richten zich tegen dit besluit tot goedkeuring.
2.4. [appellanten] betogen dat het college de hernieuwde financiële onderbouwing, die aan het besluit van 17 juli 2007 ten grondslag is gelegd, ten onrechte niet vooraf aan de raad heeft voorgelegd.
2.4.1. Dit betoog faalt. De Afdeling stelt voorop dat het college als het daartoe bevoegde orgaan een eigen verantwoordelijkheid heeft ter zake van het beslissen over de goedkeuring van een plan. Uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening noch enige andere wettelijke bepaling volgt een verplichting op grond waarvan het college, alvorens hij opnieuw beslist over de goedkeuring van het plan, de aan zijn besluit ten grondslag gelegde stukken aan de raad dient voor te leggen.
2.5. [appellanten] hebben wederom twijfel over de financiële haalbaarheid van het plan.
2.5.1. Blijkens het besluit van 17 juli 2007 is na overleg tussen het College bouw zorginstellingen (hierna: Cbz) en de Zorgverzekeraar OZ besloten voor het zorgcomplex een gewijzigde aanvraag toelating op grond van de Wet Toelating Zorginstelling en bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister) in te dienen en tegelijkertijd bij het Cbz een aanvraag vergunning in te dienen. Bij besluit van 13 juni 2007 heeft de minister toestemming verleend voor het realiseren door huren van nieuwbouw voor 36 verblijfplaatsen voor mensen met een psychogeriatrische aandoening of beperking en daarvoor een investeringsbedrag gereserveerd van maximaal € 4.299.734,00. Naar aanleiding van dit besluit, alsmede de van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw op 19 december 2006 ontvangen bereidheid tot borgstelling voor het project "Nieuwe Swinshoek", heeft de Stichting Humanitas Huisvesting zich bij brief van 27 juni 2007 garant gesteld voor de financiering van het totale bouwplan. Deze garantstelling wordt onderbouwd door enkele geldleningovereenkomsten.
2.5.2. Gelet hierop is naar het oordeel van de Afdeling de financiering van het woon- en zorgcomplex voldoende inzichtelijk gemaakt en daarmee is de verwezenlijking van de bestemming binnen de planperiode thans voldoende aannemelijk.
2.6. [appellanten] betogen verder dat de oude locatie van het verzorgingshuis beter is dan de huidige locatie, die in hun visie te klein is en niet past in Rockanje. Een uitgewerkt voorstel inclusief tekeningen voor vervanging op de oude bestaande locatie zou, aldus [appellanten], in mei 2002 ten onrechte alleen aan de VROM commissie zijn voorgelegd. Voorts betogen [appellanten] dat zowel de raad als de bevolking categorisch zijn misleid. Ter onderbouwing hiervan wijzen zij op het VVD fractievoorstel, voorgelegd op de raadsvergadering van 4 september 2007, waarin, aldus [appellanten], wordt aangegeven waar het in de plan- en besluitfase aan schortte. Ten slotte wijzen zij er nog op dat daarom een raadsenquête wordt overwogen.
2.6.1. Dit betoog faalt. In voornoemde uitspraak van 6 juni 2007 heeft de Afdeling - behoudens de beroepsgrond die zag op de financiële haalbaarheid - alle overige gronden van het beroep ongegrond verklaard.
[appellanten] hebben geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat niet meer kan worden uitgegaan van hetgeen in de voormelde uitspraak van de Afdeling ten aanzien van deze beroepsgronden is overwogen. Het uitgewerkte voorstel inclusief tekeningen voor vervanging op de bestaande locatie uit mei 2002, waar [appellanten] op hebben gewezen, betreft geen nieuw feit. Het VVD fractievoorstel bevat evenmin nieuwe feiten en omstandigheden in vorenvermelde zin. Overigens is het voorstel door de raad inmiddels verworpen.
2.7. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep van [appellanten] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Ouwehand
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2008