Datum uitspraak: 28 mei 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in de zaken nrs. AWB 07/6542 en 07/6545 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 2 oktober 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Teylingen.
Bij besluit van 19 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Teylingen (hierna: het college) [appellant] aangeschreven om binnen zes weken na verzending van het besluit het illegaal aangemeerde en deels gezonken woonschip genaamd [naam] in de Leidsevaart te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 7 augustus 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 oktober 2007, verzonden op 2 oktober 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 november 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 april 2008, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. W.M. de Boer, en het college, vertegenwoordigd door S.C. van den Berg en J.W. Laroo, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 5:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt een beslissing tot toepassing van bestuursdwang op schrift gesteld. De schriftelijke beslissing is een beschikking.
Ingevolge het derde lid geschiedt de bekendmaking van een beschikking tot toepassing van bestuursdwang aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak ten aanzien waarvan bestuursdwang zal worden toegepast en aan de aanvrager.
2.2. In hoger beroep is uitsluitend in geschil het oordeel van de voorzieningenrechter dat het college de bestuursdwangaanschrijving terecht aan [appellant] heeft gericht. Daartoe heeft de voorzieningenrechter overwogen dat in de overdrachtsovereenkomst van 16 maart 2006 tussen [appellant] en [naam] staat dat "alle wettelijke voortvloeiende verplichtingen, rechten en verzekeringen ten koste/bate komen van [appellant]". Voorts heeft hij daartoe overwogen dat uit het op 24 november 2006 door [appellant] verzochte uitstel na de brief van 28 september 2006 met de mededeling dat sprake is van een illegale situatie die beëindigd moet worden, kan worden afgeleid dat ook [appellant] van mening was het in zijn macht te hebben de illegale situatie te beëindigen.
2.3. [appellant] bestrijdt dit oordeel van de voorzieningenrechter tevergeefs. Zijn daartoe opgeworpen stelling dat hij nimmer juridisch of economisch eigenaar is geworden van het woonschip, daargelaten de juistheid ervan, faalt. Volgens vaste jurisprudentie, onder andere blijkend uit de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2002, in zaak no.
200202191/1, is voor de vraag of een overtreder het in zijn macht heeft om aan een illegale situatie een einde te maken niet beslissend of hij eigenaar is van het object in kwestie, maar of hij het feitelijk in zijn macht heeft om aan de bestuursdwangaanschrijving te voldoen. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat [appellant] het in zijn macht had de illegale situatie te beëindigen, gelet op het gestelde in de overdrachtsovereenkomst van 16 maart 2006 en zijn verzoek om uitstel van 24 november 2006. Dat, zoals [appellant] stelt, hij niet beschikkingsbevoegd is, wat daar ook van zij, is niet van belang, omdat hij om te kunnen voldoen aan de bestuursdwangaanschrijving niet beschikkingsbevoegd behoeft te zijn. Ook de brief van [appellant], gedateerd 31 augustus 2007, gericht aan [belanghebbende], met de mededeling dat hij de koopovereenkomst ontbindt leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat deze brief dateert van na het bestreden besluit van 7 augustus 2007.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2008