Datum uitspraak: 26 mei 2008
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoekers sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoekers sub 2], wonend respectievelijk gevestigd te [plaats],
3. [verzoekers sub 3], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
Bij besluit van 8 januari 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Oegstgeest (hierna: de raad) bij besluit van 21 mei 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Poelgeest".
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 maart 2008, [verzoekers sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 maart 2008, en [verzoekers sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 februari 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 maart 2008, hebben [verzoekers sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 maart 2008, hebben [verzoekers sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 februari 2008, hebben [verzoekers sub 3] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 16 mei 2008, waar [verzoekers sub 3], in de persoon van [gemachtigde] en bijgestaan door mr. A. van Dijck, advocaat te Den Haag, en [verzoekers sub 2], in de persoon van de [een der verzoekers sub 2] en bijgestaan door mr. W.G. Tideman, gemachtigde, en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, vertegenwoordigd door ing. H.L. de Lange, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam, en drs. D.W. Hake, ambtenaar in dienst van de gemeente, en als belanghebbende [partij], vertegenwoordigd door mr. dr. K. Heede, advocaat te Noordwijk.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de wijk Poelgeest.
2.3. [verzoekers sub 1] en [verzoekers sub 3] betogen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan, waartoe zij onder meer aanvoeren dat wordt gehandeld in strijd met de Wet geluidhinder. [verzoekers sub 2] betogen dat het plan ten onrechte voorziet in de uitbreiding van de school "De Vogels". [verzoekers sub 1], [verzoekers sub 3] en [verzoekers sub 2] beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van het plan te voorkomen.
2.4. Ter zitting is gebleken dat voor het grootste gedeelte van het plangebied reeds onherroepelijke vrijstellingen en bouwvergunningen zijn verleend. De voorzitter overweegt dat schorsing van het bestreden besluit, voor zover dat betrekking heeft op de plandelen waarvoor onherroepelijke vrijstellingen en bouwvergunningen zijn verleend, niet zou leiden tot het door [verzoekers sub 1], [verzoekers sub 3] en [verzoekers sub 2] gewenste resultaat, nu dit niet zou bewerkstelligen dat van de onherroepelijke bouwvergunningen geen gebruik zou mogen worden gemaakt. Gelet hierop is wat betreft het grootste deel van het plangebied geen spoedeisend belang gemoeid met de verzoeken.
2.5. Voor de projecten Heemlandterras 10-14 en Renbaan-Noord geldt dat vrijstellingen en bouwvergunningen zijn verleend. Tegen deze besluiten is bezwaar gemaakt. Ter zitting is gebleken dat nog geen beslissingen op deze bezwaren zijn genomen.
De voorzitter overweegt dat voor de beoordeling van de bezwaren van belang is aan welk planologisch regime de bouwvergunningaanvragen moeten worden getoetst. Indien de goedkeuring van het onderhavige plan niet wordt geschorst, zal de weigeringsgrond van artikel 44, eerste lid, onder c, van de Woningwet zich bij het nemen van de beslissingen op de bezwaren niet voordoen en is geen vrijstelling nodig om de bouwvergunningen te verlenen. Gelet op de uitspraak van 21 december 1999 in zaak no. H01.99.0245 (AB 2000, 78, en BR 2000, blz. 491) zal dit niet veranderen na een eventuele vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan. Onomkeerbare gevolgen van het in werking zijn van het plan zijn derhalve niet uit te sluiten. Hieruit volgt dat [verzoekers sub 1] en [verzoekers sub 3] wat betreft voornoemde projecten een spoedeisend belang hebben bij de beoordeling van hun verzoeken.
2.6. Ter zitting is verder gebleken dat wordt beoogd op korte termijn een aanvang te maken met de verwezenlijking van de plandelen ter plaatse van de buurt Clusiushof, waartoe de benodigde vergunningen zo spoedig mogelijk zullen worden aangevraagd. Gelet hierop bestaat een spoedeisend belang bij de beoordeling van de verzoeken van [verzoekers sub 1] en [verzoekers sub 3] wat betreft deze plandelen.
2.7. Wat betreft de school "De Vogels" overweegt de voorzitter dat hetgeen ter zitting is verhandeld onvoldoende de zekerheid biedt dat op korte termijn geen bouwvergunningen zullen worden aangevraagd. Ook met betrekking tot de beoordeling van het verzoek van [verzoekers sub 2] bestaat derhalve een spoedeisend belang.
2.8. Ter zitting is gebleken dat tussen partijen niet in geschil is dat de plandelen die voorzien in de projecten Heemlandterras 10-14, Renbaan-Noord en Clusiushof, waar woningbouw is voorzien en de school "De Vogels" binnen de zone vanwege de spoorlijn Amsterdam-Den Haag liggen. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat met betrekking tot alle genoemde projecten is voldaan aan de verplichtingen met betrekking tot het uitvoeren en de inhoud van het akoestisch onderzoek, die ingevolge de Wet geluidhinder gelden voor woningen en andere geluidgevoelige objecten binnen de zone vanwege de spoorweg. Voorts is op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting bij de voorzitter twijfel blijven bestaan omtrent de vraag of zal worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarden voor geluid en of in dat verband, indien noodzakelijk, overeenkomstig de toepasselijke normen uit de Wet geluidhinder hogere geluidgrenswaarden zijn vastgesteld. Hiernaar acht de voorzitter tevens nader onderzoek noodzakelijk, waarvoor deze procedure zich niet leent.
2.9. In verband met het voorgaande ziet de voorzitter, gelet op de onomkeerbare gevolgen die wat betreft de genoemde projecten en de school kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van de plandelen die in die ontwikkelingen voorzien, reeds hierom aanleiding de verzoeken in zoverre toe te wijzen en de hierna vermelde voorlopige voorziening te treffen. Gelet hierop behoeven de overige onderdelen van de verzoeken geen bespreking meer.
Met betrekking tot de goedkeuring van het gedeelte van het plan waarvoor reeds onherroepelijke vrijstellingen en bouwvergunningen zijn verleend, wijst de voorzitter de verzoeken af.
2.10. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten van [verzoekers sub 3] te worden veroordeeld. Van proceskosten van [verzoekers sub 2] en [verzoekers sub 1] die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van 8 januari 2008, kenmerk PZH-2008-7699, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden (W)" dat voorziet in het project Heemlandterras 10-14, de plandelen met de bestemmingen "Woondoeleinden (W)", "Erven (E)" en "Tuinen (T)" die voorzien in het project Renbaan-Noord en de plandelen met de bestemmingen "Gemengde doeleinden (Gd)", "Woondoeleinden (W)" en "Tuinen (T)" die voorzien in het project Clusiushof, alle zoals aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart 1, en voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" dat voorziet in de school "De Vogels";
II. wijst de verzoeken van [verzoekers sub 3] en [verzoekers sub 1] voor het overige af;
III. veroordeelt het college tot vergoeding van bij [verzoekers sub 3] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 622,00 (zegge: zeshonderdtweeëntwintig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Zuid-Holland aan [verzoekers sub 3] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
IV. gelast dat de provincie Zuid-Holland aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) voor [verzoekers sub 3], € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) voor [verzoekers sub 2] en € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) voor [verzoekers sub 1] vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.T.Y.M. Moe Soe Let, ambtenaar van Staat.
w.g. Hennekens w.g. Moe Soe Let
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2008