ECLI:NL:RVS:2008:BD3592

Raad van State

Datum uitspraak
11 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200706940/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D. Roemers
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bouwvoorschriften en dwangsom bij dakterras in Den Helder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar. Het college van burgemeester en wethouders van Den Helder had op 4 januari 2007 een besluit genomen waarin [appellant] werd gelast om een dakterras terug te brengen naar de oorspronkelijke situatie, conform de gewaarmerkte tekening van de bouwaanvraag. Dit besluit volgde op het feit dat [appellant] geen bouwvergunning had voor het dakterras, wat in strijd is met de Woningwet.

Na het ongegrond verklaren van het bezwaar door het college op 13 juni 2007, heeft [appellant] beroep ingesteld bij de rechtbank. De voorzieningenrechter heeft op 17 augustus 2007 de uitspraak van het college bevestigd. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, die de zaak op 21 mei 2008 heeft behandeld.

De Raad van State overweegt dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, gezien het algemeen belang van handhaving van de bouwvoorschriften. De Raad concludeert dat er geen uitzicht op legalisatie van het dakterras bestaat, omdat dit in strijd is met het bestemmingsplan en de stedenbouwkundige visie van de gemeente. Het betoog van [appellant] dat het college het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden, wordt verworpen, omdat de dakterrassen op nabijgelegen panden niet vergelijkbaar zijn met dat van [appellant].

Uiteindelijk wordt het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de voorzieningenrechter bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200706940/1.
Datum uitspraak: 11 juni 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaken nrs. AWB 07/1674 en 07/1675 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar van 17 augustus 2007
in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Helder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Helder (hierna: het college) [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast het dakterras terug te brengen tot de oorspronkelijke situatie conform de gewaarmerkte tekening behorende bij de bouwaanvraag BA 2004-0218 inzake de verbouwing van het bedrijfspand en de bovenwoning op het perceel [locatie] te Den Helder.
Bij besluit van 13 juni 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 augustus 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar (hierna: de voorzieningenrechter het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 oktober 2007, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 mei 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door M.A.M. Rodenburg, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).
2.2. [appellant] betwist niet dat op het perceel een uit houten vloerdelen bestaand dakterras, dat wordt afgeschermd met een ijzeren hekwerk waartegen houten planken zijn aangebracht, is gerealiseerd en dat hiervoor een bouwvergunning is vereist.
2.3. Vaststaat dat [appellant] niet beschikt over een bouwvergunning voor het dakterras, zodat het college terzake handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4. De voorzieningenrechter is tot het juiste oordeel gekomen dat geen concreet uitzicht op legalisatie van het dakterras bestaat, omdat dit in strijd is met het bestemmingsplan "Grachtengordel 1998" en de stedenbouwkundige visie van de gemeenteraad op het gebied gelegen binnen het beschermde stadsgezicht langs de grachtengordel, zoals die onder meer is neergelegd in het Paraplu-plan "Beschermd Stadsgezicht (Grachtengordel) 2004" en het college, ook ter voorkoming van precedentwerking, niet bereid is vrijstelling te verlenen, terwijl voorts niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die voor het college aanleiding hadden behoren te zijn om van handhaving af te zien.
Het betoog van [appellant] dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden faalt. Het college heeft terecht geconcludeerd dat de dakterrassen op nabijgelegen panden niet vergelijkbaar zijn met het dakterras dat [appellant] heeft aangebracht. De verwijzing van [appellant] naar de bouwactiviteiten op het perceel Binnenhaven 50 en Binnenhaven 58, kan evenmin gewicht in de schaal leggen, omdat het college hiervoor bouwvergunning heeft verleend en het in die gevallen geen dakterras betrof.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Roemers w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2008
202.