Datum uitspraak: 11 juni 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vennootschap naar Duits recht Lidl Nederland GmbH, gevestigd te Huizen,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/450 van de rechtbank Breda van 15 oktober 2007 in het geding tussen:
de vennootschap naar Duits recht Lidl Nederland GmbH
het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom.
Bij besluit van 14 februari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom (hierna: het college) besloten tot het instellen van een laad- en losplaats aan de Biezenbaan te Halsteren ter hoogte van supermarkt Lidl.
Bij besluit van 14 december 2006 heeft het college het daartegen door J. van den Boom en anderen, optredend onder de naam Bewonerscollectief Biezenbaan Halsteren (hierna: het Bewonerscollectief), gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het verkeersbesluit van 14 februari 2006 herroepen.
Bij uitspraak van 15 oktober 2007, verzonden op die dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door de vennootschap naar Duits recht Lidl Nederland GmbH (hierna: Lidl) daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 14 december 2006 gedeeltelijk vernietigd en dat besluit voor het overige in stand gehouden. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Lidl bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 november 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 december 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 mei 2008, waar Lidl, vertegenwoordigd door mr. H. Nijman, advocaat te Nijmegen, en vergezeld door haar vastgoedmanagers R.M.G. Cuijpers en ing. R. Blom, en het college, vertegenwoordigd door mr. N. Peers en ing. G. de Heij, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Ingevolge het tweede lid kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot :
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade, alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
2.1.1. Ingevolge artikel 20 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
2.2. Bij het besluit tot het instellen van de laad- en losplaats aan de Biezenbaan heeft het college overwogen dat het laden en lossen hier zo dicht mogelijk bij de ingang van de Lidl op een voormalige parkeerplaats plaatsvindt, zodat niet op de rijbaan behoeft te worden geladen en gelost en de verkeersveiligheid zoveel als mogelijk wordt gewaarborgd.
In bezwaar heeft het college dit besluit herroepen, omdat het gebruik van de laad- en losplaats verkeersonveilige situaties oplevert en het belang van Lidl bij een laad- en losplaats op die plek daartegen niet opweegt. De verkeersonveiligheid wordt volgens het college veroorzaakt doordat vrachtwagenchauffeurs zich niet altijd aan de afgesproken rijroute via De Poelekes en de Biezenbaan houden, maar via de Buurtweg achteruit op de laad- en losplaats parkeren. Lidl kan volgens het college het rijgedrag van de chauffeurs kennelijk niet of onvoldoende beïnvloeden om ervoor te zorgen dat wel de juiste route wordt genomen.
2.3. De rechtbank heeft overwogen dat voldoende aannemelijk is dat de situatie ter hoogte van de Biezenbaan leidde tot verkeersgevaarlijke situaties met risico's voor met name de zwakke(re) verkeersdeelnemers. Daarom bestond volgens de rechtbank voldoende aanleiding tot het treffen van maatregelen ter verbetering van de verkeersveiligheid ter plaatse. Met de keuze voor het geheel laten vervallen van de laad- en losplaats aan de Biezenbaan, althans tot het verwijderen van het bord dat een ongestoord gebruik van het ter plaatse aanwezige laad- en losperron garandeert, heeft het college volgens de rechtbank niet de grenzen van de hem toekomende beleidsvrijheid overschreden.
De rechtbank heeft voorts overwogen dat het college zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de mogelijkheid om de herroeping van het primaire besluit te combineren met een (financiële) compensatie voor de maatregelen die Lidl na het verdwijnen van de laad- en losplaats aan de Biezenbaan moet treffen om een adequate bevoorrading van de supermarkt te kunnen blijven garanderen. Zij heeft het besluit van 14 december 2006 daarom vernietigd voor zover daarbij niet is beslist over de mogelijkheid van nadeelcompensatie. Daarbij is overwogen dat dit betekent dat de herroeping van het primaire besluit haar rechtskracht blijft behouden.
2.4. Lidl bestrijdt dat de verkeersveiligheid is gediend met de opheffing van de laad- en losplaats. De rechtbank heeft volgens haar miskend dat herroeping van het verkeersbesluit geen bijdrage levert aan de verzekering van de verkeersveiligheid ter plaatse.
Lidl voert voorts aan dat de rechtbank, gegeven haar overwegingen met betrekking tot de mogelijkheid van nadeelcompensatie, had moeten overgaan tot vernietiging van het gehele besluit op bezwaar.
2.4.1. Het opheffen van de laad- en losplaats aan de Biezenbaan brengt niet mee, dat de verkeersveiligheid ter plaatse verbetert. De ter zitting aanwezige verkeersdeskundige van de gemeente heeft dit ter zitting erkend. Om zo dicht mogelijk bij de ingang van het magazijn van de winkel te kunnen laden en lossen, wordt de laad- en losplaats aan de Biezenbaan nog steeds gebruikt. Omdat op die plaats nu ook auto's mogen worden geparkeerd, is het soms noodzakelijk om geheel of gedeeltelijk op de rijbaan te laden en lossen. Het college staat deze praktijk toe, omdat een andere oplossing vooralsnog niet voorhanden is. Fysieke maatregelen om het achteruit inrijden te ontmoedigen zijn van gemeentewege niet getroffen. De Afdeling hecht er aan op te merken dat ook van Lidl mag worden verwacht dat zij zich inspant om te voorkomen dat vrachtwagens de Biezenbaan vanaf de Buurtweg achterwaarts oprijden om ten behoeve van haar supermarkt goederen te laden of te lossen.
Nu de verkeersveiligheid daarmee niet is gediend, berust het besluit van 14 december 2006 in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet op een deugdelijke motivering. Dat besluit is voorts in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog van Lidl slaagt derhalve.
2.4.2. Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank niet kon toekomen aan de beoordeling of nadeelcompensatie gerechtvaardigd is. Overigens is ter zitting gebleken dat de schade vooralsnog niet groot is, aangezien het laden en lossen tot nog toe gewoon doorgang kon vinden, zij het soms met iets meer moeite.
2.5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep gegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door Lidl bij de rechtbank ingestelde beroep tegen het besluit van 14 december 2006 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
2.6. Het college wordt op na te melden wijze tot vergoeding van proceskosten veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 15 oktober 2007 in zaak nr. 07/450;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van 14 december 2006, kenmerk U06-021732;
V. veroordeelt het college tot vergoeding van bij Lidl in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: duizend tweehonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Bergen op Zoom aan Lidl onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de gemeente Bergen op Zoom aan Lidl het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 709,00 (zegge: zevenhonderdnegen euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. W. van den Brink, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, ambtenaar van Staat.
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2008