Datum uitspraak: 18 juni 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
het bestuur van het Faunafonds,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/910 van de rechtbank Leeuwarden van 3 oktober 2007 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
het bestuur van het Faunafonds.
Bij besluit van 11 april 2006 heeft het bestuur van het Faunafonds (hierna: het Faunafonds) de aanvraag van [wederpartij] om een tegemoetkoming in de door haar geleden faunaschade afgewezen.
Bij besluit van 7 maart 2007 heeft het Faunafonds het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 oktober 2007, verzonden op 5 oktober 2007, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 7 maart 2007 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het Faunafonds bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 november 2007, hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 mei 2008, waar het Faunafonds, vertegenwoordigd door drs. J.C.Q. Bult en H.G. Engberink, beiden werkzaam in dienst van het Faunafonds, en [wederpartij], in persoon, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 84, eerste lid, in samenhang met artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw), voor zover thans van belang, wordt door het Faunafonds een tegemoetkoming slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
Volgens artikel 2, tweede lid, van de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds (zoals gepubliceerd in Stcrt. 2002, 69; hierna: de Regeling) moet het verzoek door de aanvrager per post worden ingediend uiterlijk binnen zeven werkdagen, nadat deze de schade, die door een beschermde inheemse diersoort is veroorzaakt, heeft geconstateerd.
Volgens het derde lid van dit artikel komt schade welke niet binnen zeven werkdagen door verzoeker op het vermelde formulier met bijlagen bij Dienst Regelingen is ingediend, niet voor een tegemoetkoming in aanmerking.
2.2. Bij de aanvraag om een tegemoetkoming in de door haar geleden faunaschade heeft [wederpartij] "1-10-2005 --› voorjaar 2006" vermeld als datum van de constatering van de schade. Aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 11 april 2006 heeft het Faunafonds, voor zover thans van belang, ten grondslag gelegd dat de aanvraag niet binnen een redelijke termijn nadat de schade is geconstateerd, is ingediend.
2.3. Het Faunafonds betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat, gelet op de inhoud van de aanvraag, twijfel had moeten rijzen over de interpretatie van de aanvraag. In dit verband stelt het Faunafonds zich op het standpunt dat het mocht afgaan op de in de aanvraag vermelde datum van 1 oktober 2005, nu geen onduidelijkheid kan bestaan over het feit dat dit het moment was dat de schade is geconstateerd. Nu de aanvraag voor een tegemoetkoming in deze schade eerst op 27 maart 2006 is ontvangen, is de aanvraag, aldus het Faunafonds, niet binnen de hiervoor in artikel 2, derde lid, van de Regeling gestelde termijn van zeven dagen ingediend.
2.3.1. Ter zitting heeft het Faunafonds verklaard dat voorjaars- en najaarsschade als afzonderlijke schades moeten worden aangemerkt. Gelet hierop had het Faunafonds de vermelding van de constateringsdatum "1-10-2005 --›voorjaar 2006" aldus dienen te begrijpen dat [wederpartij] met haar aanvraag heeft beoogd naast een tegemoetkoming in de najaarsschade eveneens een tegemoetkoming in de voorjaarsschade aan te vragen. Onder deze omstandigheid had het Faunafonds, nu de informatie met betrekking tot de voorjaarsschade onvoldoende was om de aanvraag te beoordelen, toepassing dienen te geven aan artikel 4:5, eerste lid, van de Awb en [wederpartij] in de gelegenheid dienen te stellen de exacte constateringsdatum van de voorjaarsschade aan te vullen.
Gelet op het vorenstaande heeft het Faunafonds niet in redelijkheid kunnen overgaan tot afwijzing van de aanvraag om tegemoetkoming in de faunaschade op grond van het feit dat deze niet binnen zeven dagen nadat de schade is geconstateerd is ingediend. De rechtbank is, zij het op andere gronden, tot dezelfde conclusie gekomen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van de gronden waarop zij rust, te worden bevestigd.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. bepaalt dat van het Faunafonds een griffierecht van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2008