Datum uitspraak: 18 juni 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/1103 van de rechtbank Zutphen van 2 oktober 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk.
Bij besluit van 25 augustus 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk (hierna: het college) het verzoek van [appellante] tot toewijzing van een standplaats op het woonwagencentrum Drielanden te Harderwijk (hierna: Drielanden), afgewezen.
Bij besluit van 22 maart 2006 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 oktober 2007, verzonden op 8 oktober 2007, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 januari 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 mei 2008, waar het college, vertegenwoordigd door G. van den Bor, ambtenaar in dienst van de gemeente Harderwijk, is verschenen.
2.1. [appellante] bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat het college haar verzoek om toewijzing van een standplaats op Drielanden terecht heeft afgewezen. Zij voert hiertoe aan dat zij, als bewoonster van een woonwagen op woonwagencentrum Kruithuis (hierna: Kruithuis), op 13 juli 2004 van het college een brief heeft ontvangen waarin haar is medegedeeld dat zij met de overige bewoners zou verhuizen naar Drielanden. Volgens [appellante] bevat deze brief een expliciete toezegging van het college waaraan zij het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat aan haar een standplaats op Drielanden zou worden toegewezen. Dat zij ten tijde van de verhuizing van de bewoners van Kruithuis naar Drielanden niet meer op eerstgenoemd woonwagencentrum woonde, doet hieraan volgens haar niet af.
2.1.1. Vaststaat dat [appellante] in het kader van een woningruil met haar broer in de zomer van 2004 is verhuisd van de [locatie 1] in Harderwijk naar het adres [locatie 2] op Kruithuis. Bij brief van 13 juli 2004 heeft het college met deze woningruil ingestemd en [appellante] geïnformeerd over het plan om de bewoners van Kruithuis te verhuizen naar Drielanden. Anders dan [appellante] betoogt, moet deze brief worden geacht aan haar te zijn gericht in haar hoedanigheid van bewoonster van het adres Kruithuis 6. Door dit adres definitief te verlaten voordat de verhuizing van de woonwagens en bewoners van Kruithuis naar Drielanden plaatsvond, heeft zij haar aanspraak op een standplaats op Drielanden prijsgegeven. Haar broer, die na het vertrek van [appellante] in augustus 2004 is teruggekeerd als bewoner van het adres Kruithuis 6, is met de overige bewoners van Kruithuis verhuisd naar Drielanden. Tegen deze achtergrond bezien kan [appellante] niet worden gevolgd in haar betoog dat zij er ook na haar vertrek van Kruithuis op mocht vertrouwen dat aan haar een standplaats op Drielanden zou worden toegewezen. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen. Het betoog faalt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2008