ECLI:NL:RVS:2008:BD5346

Raad van State

Datum uitspraak
17 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801865/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • H.J.C. van Geel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' door college van gedeputeerde staten van Utrecht

Op 12 februari 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht besloten over de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied', vastgesteld door de raad van de gemeente Lopik op 12 juni 2007. Tegen dit besluit hebben verschillende verzoekers, waaronder [verzoekster sub 1] en [verzoekster sub 2A], beroep ingesteld bij de Raad van State. Zij hebben de voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat het nieuwe bestemmingsplan hun bestaande bedrijfsactiviteiten niet toestaat. De zitting vond plaats op 12 juni 2008, waar de verzoekers bijgestaan werden door mr. H.A. Meindersma en het college vertegenwoordigd was door W.J. de Vries. Ook de raad was aanwezig, vertegenwoordigd door R.C. Gerritsen.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoekers stelden dat het bestaande gebruik van hun percelen voor transportbedrijven niet in het nieuwe bestemmingsplan is toegestaan. Het college en de raad hebben echter aangevoerd dat de bestaande bedrijfsactiviteiten in strijd zijn met het vorige plan en dat de verzoekers niet gebaat zijn bij schorsing van het goedkeuringsbesluit. De voorzitter concludeert dat een voorlopige voorziening te verstrekkend zou zijn, omdat het gewenste gebruik niet met een uitspraak van de Afdeling kan worden bewerkstelligd.

Uiteindelijk heeft de voorzitter besloten om de verzoeken om een voorlopige voorziening af te wijzen, met de overweging dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 juni 2008.

Uitspraak

200801865/2.
Datum uitspraak: 17 juni 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoekster sub 1], gevestigd te [plaats], en de vennoten [vennoot A] en [vennoot B], wonend te [woonplaats],
2. [verzoekster sub 2A], gevestigd te [plaats], en [verzoeker sub 2B], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 februari 2008, nr. 2008INT217494, heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Lopik (hierna: de raad) bij besluit van 12 juni 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Landelijk Gebied".
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekster sub 1], [vennoot A] en [vennoot B] en [verzoekster sub 2A] en [verzoeker sub 2B] bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 1 april 2008, beroep ingesteld.
Bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 1 april 2008, hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 12 juni 2008, waar [verzoekster sub 1], [vennoot A] en [vennoot B] en [verzoekster sub 2A en [verzoeker sub 2B], allen bijgestaan door mr. H.A. Meindersma, werkzaam bij SCT Juridisch Adviesbureau B.V., en het college, vertegenwoordigd door W.J. de Vries, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door R.C. Gerritsen, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Op het perceel [locatie 1] is [verzoekster sub 1] gevestigd. Op het perceel [locatie 2] is [verzoekster sub 2A] gevestigd. In het plan is aan deze percelen de bestemming "Woondoeleinden (W)" toegekend, op grond waarvan hun bestaande bedrijfsactiviteiten ter plaatse niet zijn toegelaten. De verzoeken strekken ertoe dat het bestaande gebruik voor de transportbedrijven wordt toegelaten, terwijl het plan niet in die mogelijkheid voorziet.
2.3. Ter zitting is door het college en de raad aangevoerd dat in het vorige plan voor het perceel [locatie 1] een bestemming voor woondoeleinden was opgenomen en dat aan een deel van het perceel [locatie 2] een bestemming voor een agrarisch nevenbedrijf was toegekend, hetgeen niet is bestreden. Voorts is niet in geschil dat de bestaande bedrijfsactiviteiten ook in strijd zijn met het vorige plan. Gelet hierop zijn [verzoekster sub 1], [vennoot A] en [vennoot B] en [verzoekster sub 2A] en [verzoeker sub 2B] niet gebaat bij schorsing van het goedkeuringsbesluit, aangezien daarmee het gewenste gebruik niet mogelijk wordt. Een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt is te verstrekkend, aangezien het scheppen van die mogelijkheid niet met een uitspraak van de Afdeling kan worden bewerkstelligd. Die uitspraak zou kunnen strekken tot onthouding van goedkeuring aan de plandelen betreffende de in geding zijnde percelen, doch daarmee zou het gewenste gebruik nog niet mogelijk zijn.
Bovendien is ter zitting vanwege het gemeentebestuur verklaard dat, nu met de transportbedrijven de mogelijkheden van verplaatsing worden bezien, vooralsnog niet handhavend wordt opgetreden tegen het bestaande gebruik op de in geding zijnde percelen.
2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, zodat de verzoeken worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.J.C. van Geel, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van Geel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2008
516.