ECLI:NL:RVS:2008:BD5352

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800272/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.W. Mouton
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek door college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant met betrekking tot hogere grenswaarden geluidhinder

In deze zaak heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant op 2 augustus 2006 een verzoek van appellante om handhavend op te treden afgewezen. Dit verzoek had betrekking op een voorwaarde die was verbonden aan een besluit van 28 maart 2000, waarin hogere grenswaarden voor geluidhinder waren vastgesteld. Appellante stelde dat het college niet voldeed aan de voorwaarden die waren gesteld in het besluit van 2000, en vroeg om een last onder dwangsom op te leggen aan de gemeente Cuijk.

Het college handhaafde zijn eerdere besluit na bezwaar van appellante op 4 december 2007, waarop appellante beroep instelde bij de Raad van State. De Raad heeft de zaak behandeld op 11 juni 2008, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door mr. M.C. Mol en het college door ambtenaren R. Meijs en G. van Grunsven. De Raad overwoog dat de voorwaarden die aan de hogere grenswaarden waren verbonden, niet het karakter van verplichtingen hadden. Dit betekent dat het niet voldoen aan deze voorwaarden geen overtreding is die met bestuurlijke handhavingsmiddelen kan worden aangepakt.

De Raad van State oordeelde dat het college terecht het verzoek om handhaving had afgewezen, en verklaarde het beroep van appellante ongegrond. De overige beroepsgronden werden niet verder besproken, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 25 juni 2008.

Uitspraak

200800272/1.
Datum uitspraak: 25 juni 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 augustus 2006 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) een verzoek van [appellante] om handhavend op te treden met betrekking tot een voorwaarde behorende bij een op 28 maart 2000 genomen besluit tot vaststelling van een hogere grenswaarde afgewezen.
Bij besluit van 4 december 2007 heeft het college in reactie op het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar het besluit van 2 augustus 2006 onder wijziging van de motivering gehandhaafd.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 januari 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 februari 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juni 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. M.C. Mol, werkzaam bij de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, en het college, vertegenwoordigd door R. Meijs en G. van Grunsven, beiden ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 28 maart 2000 heeft het college op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Cuijk voor de aanwezige woningen in het bestemmingsplan "Aanleg van een gedeelte van de Raamweg te Cuijk ten behoeve van Heeswijkse Kampen B.V.", waaronder de woning van [appellante], hogere grenswaarden, als bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder, vastgesteld vanwege de nieuw aan te leggen Raamweg. Het college heeft aan dit besluit onder meer de voorwaarden verbonden dat "de gemeente er voor zorg dient te dragen dat het geluidniveau in de woningen niet meer bedraagt dan 35 dB(A)", dat "voor alle woningen een geluidluwe gevel of plek met een geluidbelasting van maximaal 50 dB(A) moet worden veiliggesteld" en dat "de benodigde voorzieningen aan de betrokken woning dienen te zijn uitgevoerd voor de weg wordt opengesteld".
Bij brief van 22 juni 2006 heeft [appellante] het college verzocht het college van burgemeester en wethouders van Cuijk een last onder dwangsom op te leggen wegens het niet voldoen aan voormelde voorwaarde.
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 september 2007, in zaak nr.
200606824/1) kan ingevolge artikel 86 (oud) van de Wet geluidhinder bij toepassing van artikel 83 de gelding van een daarbij vastgestelde waarde aan voorwaarden worden verbonden. Omdat dergelijke voorwaarden niet het karakter hebben van een verplichting, is het niet vervullen van de voorwaarde dan ook geen overtreding waartegen met bestuurlijke handhavingsmiddelen kan worden opgetreden.
Reeds daarom heeft het college het verzoek om bestuursrechtelijke handhaving van de voorwaarde terecht afgewezen. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
2.3. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2008
195-209.