ECLI:NL:RVS:2008:BD5366

Raad van State

Datum uitspraak
20 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200802981/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • S.H. Nienhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunning voor veestapelverandering in Natura 2000 gebied Brabantse Wal

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening van de stichting Brabantse Milieufederatie en anderen tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Op 14 maart 2008 verleende het college een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 aan een vergunninghouder voor het veranderen van de veestapel in het Natura 2000 gebied Brabantse Wal. De Brabantse Milieufederatie en anderen maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen de voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 12 juni 2008, waar de Brabantse Milieufederatie werd vertegenwoordigd door H.C. Gerringa en het college door M. Uittenbosch.

De Brabantse Milieufederatie betoogde dat het college ten onrechte geen passende beoordeling had verricht en dat de effecten van ammoniak op het Vogelrichtlijngebied Brabantse Wal niet in overweging waren genomen. Ook werd aangevoerd dat de vergunning ten onrechte voor onbepaalde tijd was verleend. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat het bedrijf al jaren ter plaatse is gevestigd en dat de aangevraagde situatie niet verschilde van de eerder vergunde situatie. Gezien deze omstandigheden en de betrokken belangen, zag de voorzitter onvoldoende reden om een voorlopige voorziening te treffen.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan op 20 juni 2008 door de voorzitter R.J. Hoekstra, in tegenwoordigheid van ambtenaar van Staat S.H. Nienhuis.

Uitspraak

200802981/1.
Datum uitspraak: 20 juni 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting Stichting Brabantse Milieufederatie, gevestigd te Tilburg, en anderen,
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 maart 2008, kenmerk 1350129/1392797, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) een vergunning krachtens de artikelen 16 en 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) verleend aan [vergunninghouder] voor het veranderen van de veestapel aan de [locatie] te [plaats] in het Natura 2000 gebied Brabantse Wal.
Tegen dit besluit hebben de stichting Stichting Brabantse Milieufederatie en anderen (hierna: de Brabantse Milieufederatie en anderen) bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 april 2008, hebben de Brabantse Milieufederatie en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 juni 2008, waar de Brabantse Milieufederatie en anderen, vertegenwoordigd door H.C. Gerringa, en het college, vertegenwoordigd door M. Uittenbosch, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [vergunninghouder] als belanghebbende gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [vergunninghouder] exploiteert een veehouderij in het natuurgebied Brabantse Wal. Het gebied Brabantse Wal omvat het gebied Kortenhoeff. Het gebied Kortenhoeff is bij besluit van 23 mei 1979 aangewezen als beschermd natuurmonument. Het gebied Brabantse Wal is bij besluit van 24 maart 2000 aangewezen als speciale beschermingszone als bedoeld in Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (Pb L 103; hierna: de Vogelrichtlijn). Het gebied Ossendrecht maakt eveneens deel uit van het natuurgebied Brabantse Wal. Het gebied Ossendrecht is aangemeld als speciale beschermingszone als bedoeld in Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Pb L 206; hierna: de Habitatrichtlijn). Bij beschikking van 7 december 2004 is dit gebied geplaatst op de lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio. Het gebied Ossendrecht is nog niet aangewezen in de zin van artikel 10a van de Nbw 1998.
Aan het bedrijf is op 15 augustus 2005 een vergunning op grond van de Wet milieubeheer verleend voor het houden van 44 melkkoeien, 30 stuks jongvee en 1250 vleesvarkens. Bij besluit van 23 juli 2007 is aan het bedrijf een revisievergunning verleend voor de omzetting van de veestapel naar 1540 vleesvarkens, 60 kraamzeugen, 225 guste en dragende zeugen, 960 gespeende biggen, 2 beren, 18 opfokzeugen en 32 stuks jongvee.
2.2. Bij het bestreden besluit heeft het college aan [vergunninghouder] een vergunning krachtens de artikelen 16 en 19d van de Nbw 1998 verleend voor het veranderen van de veestapel aan de [locatie] te [plaats], onder het voorschrift dat de depositie, berekend met toepassing van het verspreidingsmodel Aagro-Stacks, op het gebied Brabantse Wal niet meer mag bedragen dan 4,77 mol N/ha/jr.
2.3. De Brabantse Milieufederatie en anderen kunnen zich met dit besluit niet verenigen. Zij betogen dat het college ten onrechte geen passende beoordeling heeft verricht. Het college heeft zich volgens de Brabantse Milieufederatie en anderen beperkt tot een beoordeling van de ammoniakdepositie op het Habitatrichtlijngebied Ossendrecht. Daarbij is uitgegaan van te hoge kritische depositiewaarden voor de aanwezige habitattypen, aldus de Brabantse Milieufederatie en anderen. Aan de effecten van ammoniak op het Vogelrichtlijngebied Brabantse Wal is volgens hen ten onrechte in het geheel voorbij gegaan. De Brabantse Milieufederatie en anderen betogen verder dat in het besluit ten onrechte niet in beeld is gebracht wat de gevolgen voor de avifauna zijn van verkeer, geluid en zwevende deeltjes. Tot slot voeren zij aan dat de vergunning ten onrechte voor onbepaalde tijd is verleend.
2.4. Gelet op het feit dat het bedrijf reeds jaren ter plaatse is gevestigd, het bedrijf beschikt over een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, de thans aangevraagde situatie niet verschilt van de op grond van de Wet milieubeheer vergunde situatie wat betreft de aantallen te houden dieren, zodat op voorhand kan worden aangenomen dat de feitelijke ammoniakdepositie in de aangevraagde situatie niet zal toenemen ten opzichte van de op grond van de Wet milieubeheer vergunde situatie en in ogenschouw genomen de betrokken belangen, ziet de voorzitter onvoldoende reden voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Nienhuis
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2008
466.