ECLI:NL:RVS:2008:BD5368

Raad van State

Datum uitspraak
20 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200802789/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Vlasblom
  • M.H. Krol
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan en detailhandel in vuurwapens

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 juni 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het hoger beroep van [verzoeker] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Berkelland. Het college had op 3 augustus 2006 aan [verzoeker] gelast om het gebruik van een perceel voor detailhandel, dat in strijd was met het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening 1987', te beëindigen. Dit besluit werd door het college in een later besluit van 30 mei 2007 ongegrond verklaard, waarop [verzoeker] in beroep ging bij de rechtbank Zutphen. De rechtbank verklaarde het beroep op 5 maart 2008 ongegrond, waarna [verzoeker] hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 12 juni 2008 heeft [verzoeker], bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Hij betoogde dat het college geacht moet worden vrijstelling van het bestemmingsplan te hebben verleend voor het gebruik van de garage op het perceel voor de verkoop van munitie, omdat dit voortvloeit uit een eerder verleende bouwvergunning. De voorzitter oordeelde dat de vraag of [verzoeker] hierin gelijk heeft, beter in de bodemprocedure kan worden beantwoord. Gezien de belangen van beide partijen en het ontbreken van dringende belangen aan de zijde van het college, besloot de voorzitter om de voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter schorste de besluiten van het college van 30 mei 2007 en 3 augustus 2006 en veroordeelde het college tot vergoeding van de proceskosten van [verzoeker] tot een bedrag van € 684,88, alsook de vergoeding van het griffierecht van € 216,00. Deze uitspraak is openbaar gedaan op 20 juni 2008.

Uitspraak

200802789/2.
Datum uitspraak: 20 juni 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1136 van de rechtbank Zutphen van 5 maart 2008 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Berkelland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 augustus 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Berkelland (hierna: het college) [verzoeker] onder oplegging van een dwangsom gelast het met artikel 24 van de voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 1987" strijdige gebruik van het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) voor detailhandel te beëindigen en beëindigd te houden.
Bij besluit van 30 mei 2007 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar, voor zover thans van belang, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2008, verzonden op 7 maart 2008, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 april 2008, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 april 2008, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 juni 2008, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. H.J.P. Robers, advocaat te Hengelo, en het college, vertegenwoordigd door R.S. Willemsen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoeker] gebruikt een op het perceel aanwezige garage voor reparatie en onderhoud van wapens van derden. In dat kader verkoopt hij aan derden de bij de desbetreffende wapens behorende munitie.
2.3. Bij besluit van 6 oktober 1992 heeft de raad van de gemeente Neede (thans: de gemeente Berkelland) ermee ingestemd dat een op het perceel aanwezige garage door [verzoeker] zal worden gebruikt voor hobbymatige activiteiten in de vorm van opslag en reparatie van vuurwapens, waarbij enige vorm van detailhandel in vuurwapens is uitgesloten. Bij besluit van 18 februari 1993 heeft het college van burgemeester en wethouders van Neede (thans: het college) bouwvergunning verleend voor de bouw van een garage/berging/hobbyruimte met munitiebewaarplaats op het perceel. De munitiebewaarplaats is geschikt voor 100.000 stuks munitie.
2.4. [verzoeker] betoogt onder meer dat het college van burgemeester en wethouders van Neede (thans: het college) geacht moet worden vrijstelling van het bestemmingsplan te hebben verleend voor het gebruik van de garage op het perceel voor de verkoop van munitie omdat instemming daarmee rechtstreeks voortvloeit uit de op 18 februari 1993 verleende bouwvergunning, gelet op de omvang van de munitiebewaarplaats blijkens de bij de vergunning behorende bouwtekening en de hoeveelheid munitie die daarin kan worden opgeslagen.
2.5. De vraag of [verzoeker] kan worden gevolgd in dat betoog leent zich minder goed voor beantwoording in deze procedure. Dat dient te geschieden in de bodemprocedure. Gelet op de betrokken belangen, waarbij niet is gebleken van zodanig dringende belangen aan de zijde van het college dat de uitspraak op het hoger beroep niet kan worden afgewacht, ziet de voorzitter aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van 30 mei 2007, en het besluit van het college van 3 augustus 2006;
II. veroordeelt het college tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 684,88 (zegge: zeshonderdvierentachtig euro en achtentachtig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Berkelland aan [verzoeker] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Berkelland aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 216,00 (zegge: tweehonderdzestien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Krol, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Krol
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2008
494.