200708272/1.
Datum uitspraak: 25 juni 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Jeep, gevestigd te Vught,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak nr. AWB 06/4523 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 5 oktober 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Vught.
Bij besluit van 10 februari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vught (hierna: het college) aan de stichting Stichting Jeep (hierna: Jeep) voor de periode 2005-2007 € 5.060,-- subsidie per jaar verleend voor scoutingactiviteiten en haar voor het jaar 2005 aanvullend € 5.510,- en voor het jaar 2006 aanvullend € 2.755,-- toegekend.
Bij besluit van 19 september 2006 heeft het college het door Jeep daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, dat besluit herroepen en, voor zover thans van belang, aan Jeep voor de periode 2005-2007 € 4.910,- subsidie per jaar verleend voor scoutingactiviteiten en haar voor het jaar 2005 aanvullend € 6.533,-, voor het jaar 2006 € 4.666,- en voor het jaar 2007 € 2.800,- toegekend.
Bij uitspraak van 5 oktober 2007, verzonden op 16 oktober 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door Jeep daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Jeep bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 november 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 27 december 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 mei 2008, waar Jeep, vertegenwoordigd door haar voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.J.M. Roorda, advocaat te Vught, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.P. Randewijk, ambtenaar in dienst van de gemeente Vught, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2, derde lid, van de Subsidieverordening Welzijn 2004 van de gemeente Vught, voor zover thans van belang, regelt de raad in een subsidieprogramma of in een deelverordening in ieder geval:
a. voor welke activiteit subsidie mogelijk is;
b. de omschrijving van de criteria waaraan de subsidieaanvragen worden getoetst en welke verplichtingen aan de subsidieverlening te verbinden zijn;
c. de grondslagen waarop het subsidiebedrag gebaseerd wordt.
Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, wordt subsidie verleend op basis van het vastgestelde subsidieprogramma of een deelverordening.
Ingevolge artikel 4 is het college bevoegd beleidsregels vast te stellen voor zover het bevoegd is te besluiten op grond van deze verordening.
Ingevolge artikel 11, vierde lid, is het college bevoegd tot het verlenen van subsidies indien en voor zover de voor de subsidie benodigde gelden in de begroting zijn gereserveerd.
2.1.1. Op 19 februari 2004 heeft de raad van de gemeente Vught het Subsidieprogramma Welzijn 2005-2007 (hierna: het Subsidieprogramma) vastgesteld. Volgens het Subsidieprogramma is voor verlening van subsidie voor scoutingactiviteiten het aantal jeugdleden, vrijwilligers en activiteiten bepalend. Volgens de toelichting op het Subsidieprogramma, voor zover thans van belang, leidt de invoering van deze verdelingssystematiek tot een harmonisatie van subsidieverlening voor de verschillende organisaties.
Bij besluit van 5 oktober 2004 heeft het college beleidsregels vastgesteld (hierna: de overgangsregeling), strekkend tot compensatie van een eventuele verminderde aanspraak op subsidieverlening ten opzichte van 2004.
2.2. Jeep en het college zijn in 1998 een zogenoemde compensatieregeling overeengekomen ter vervanging van gederfde inkomsten (hierna: de compensatieregeling), nadat Jeep op verzoek van de gemeente de sinds 1952 ondernomen inzameling van oud papier had beëindigd. Volgens een brief van het college aan Jeep van 6 maart 1998 bestaat de compensatieregeling uit de verstrekking van eenmalige vergoedingen voor 1997 tot en met 2000 en een verhoging van de subsidie tot € 31.388,- met ingang van 1997.
2.2.1. Het besluit van 10 februari 2005, waarbij het college voor de periode 2005-2007 subsidie krachtens het Subsidieprogramma aan Jeep heeft verleend en aanvullende bijdragen voor 2005 en 2006 krachtens de overgangsregeling heeft toegekend, behelst tevens de weigering om de verleende subsidie met een bijdrage krachtens de compensatieregeling te verhogen.
In het besluit van 19 september 2006 heeft het college de weigering gehandhaafd en het standpunt ingenomen dat beëindiging van de compensatieregeling gerechtvaardigd is, gelet op de doelstelling van het Subsidieprogramma om de subsidieverlening voor de verschillende organisaties zoveel mogelijk te harmoniseren. Het heeft in afwijking van de overgangsregeling, ten einde een te grote daling van subsidie ten opzichte van het voorafgaande tijdvak te compenseren, hogere aanvullende bedragen voor 2005 en 2006 en een aanvullend bedrag voor 2007 aan Jeep toegekend.
2.3. Jeep betoogt dat, samengevat weergegeven, de rechtbank heeft miskend dat de krachtens de compensatieregeling verleende bijdrage geen subsidie in de zin van artikel 4:21, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is en het college niet tot beëindiging van deze bijdrage mocht besluiten.
2.3.1. Ingevolge die bepaling wordt onder subsidie verstaan de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Elke financiële verstrekking die materieel voldoet aan de criteria van deze bepaling wordt als subsidie aangemerkt. Derhalve is niet doorslaggevend, hoe de betaling is betiteld, welke benaming in de jaarstukken is gebruikt, of op welke wijze de aanvraag is geformuleerd. De overweging van de rechtbank dat Jeep voor het verkrijgen van een bijdrage krachtens de compensatieregeling gebruik heeft gemaakt van het aanvraagformulier subsidieprogramma 2005-2007, mist feitelijke grondslag. De rechtbank heeft echter de krachtens de compensatieregeling verleende bijdrage terecht als subsidie aangemerkt. Nadat Jeep op verzoek van de gemeente het ophalen van oud papier had beëindigd, waardoor voor haar een bron van inkomsten wegviel, heeft het college haar krachtens de compensatieregeling een bijdrage verleend ter vervanging van deze inkomsten, omdat de door haar ontplooide scoutingactiviteiten gewenst werden geacht. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat het college heeft mogen besluiten om de verlening van de bijdrage krachtens de compensatieregeling te beëindigen. Het college heeft voldoende rekening gehouden met de financiële belangen van Jeep door, in afwijking van de overgangsregeling, hogere aanvullende bedragen voor 2005 en 2006, en tevens een aanvullend bedrag voor 2007 aan haar toe te kennen, teneinde een te grote daling van subsidie ten opzichte van het voorafgaande tijdvak te compenseren.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Larsson-van Reijsen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2008