ECLI:NL:RVS:2008:BD5536
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H. Troostwijk
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en belangenafweging bij Dublinclaimant
In deze zaak gaat het om de vreemdelingenbewaring van een vreemdeling die op 17 maart 2008 in bewaring is gesteld. De staatssecretaris van Justitie heeft deze maatregel opgelegd op basis van de openbare orde, omdat er aanwijzingen waren dat de vreemdeling zich aan de uitzetting zou onttrekken. De rechtbank 's-Gravenhage heeft in haar uitspraak van 31 maart 2008 geoordeeld dat de staatssecretaris de gronden voor de bewaring niet in redelijkheid aan de maatregel ten grondslag heeft kunnen leggen. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 16 juni 2008 overwogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet voldoende gronden had voor de bewaring. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vastgesteld dat de vreemdeling zich nog voordat hij bij de gate op Schiphol werd gecontroleerd, heeft ontdaan van zijn reis- en identiteitsdocumenten. Dit feit, in combinatie met het beleid zoals weergegeven in paragraaf A6/5.3.3.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000, weegt zwaar in de belangenafweging. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de belangenafweging in beginsel ten nadele van de vreemdeling uitvalt, omdat hij via een lidstaat naar Nederland is gereisd en er een risico bestaat dat hij zich aan de uitzetting zal onttrekken.
De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij vreemdelingenbewaring, vooral in het geval van Dublinclaimanten, waarbij het risico van onttrekking aan het toezicht altijd aanwezig is.