ECLI:NL:RVS:2008:BD6069
Raad van State
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- H. Borstlap
- M.W.L. Simons-Vinckx
- C. Taal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland inzake sanering bodemverontreiniging
In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, dat op 11 mei 2007 heeft vastgesteld dat er sprake is van twee gevallen van ernstige verontreiniging op de locatie Rijksstraatweg 252a te Hellevoetsluis. Het college concludeerde dat spoedige sanering niet noodzakelijk was en stemde onder voorwaarden in met een ingediend saneringsplan voor het tweede geval. Op 8 november 2007 verklaarde het college het bezwaar van de appellanten niet-ontvankelijk, waarop de appellanten op 4 december 2007 beroep instelden bij de Raad van State.
Tijdens de zitting op 3 juni 2008 werd duidelijk dat de appellanten, die in de nabijheid van de saneringslocatie wonen, mogelijk gevolgen kunnen ondervinden van de bodemverontreiniging. Het college had gesteld dat de appellanten geen belanghebbenden waren, omdat de sanering geen gevolgen voor hun woonomgeving zou hebben. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat de belangen van de appellanten wel degelijk rechtstreeks bij het besluit betrokken zijn, gezien de nabijheid van hun woningen tot de verontreinigde locatie.
De Raad van State verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van 8 november 2007. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten, alsook tot terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbenden in het bestuursrecht, en hoe deze kan leiden tot een andere uitkomst in vergelijkbare zaken.