ECLI:NL:RVS:2008:BD6073

Raad van State

Datum uitspraak
26 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200803141/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Vlasblom
  • M.H. Krol
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning en dwangsom door college van burgemeester en wethouders van Zaanstad

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad op 19 december 2006 een besluit genomen waarbij aan [verzoeker] werd gelast om een zonder bouwvergunning gebouwde steiger te verwijderen en het gedempte deel van de Zaan ongedaan te maken. Dit besluit werd opgelegd onder de dreiging van een dwangsom. [Verzoeker] heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 16 november 2007. Vervolgens heeft [verzoeker] beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem, die op 7 april 2008 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 12 juni 2008 behandeld. Tijdens de zitting waren zowel [verzoeker] als vertegenwoordigers van het college aanwezig. De voorzitter heeft overwogen dat het college de last onder dwangsom heeft opgelegd op basis van geconstateerde overtredingen van de Woningwet, maar dat er twijfel bestaat of het dempen van de Zaan als bouwen kan worden aangemerkt. Dit heeft geleid tot de voorlopige conclusie dat de eerdere besluiten mogelijk niet in stand zullen blijven.

De voorzitter heeft daarom besloten om de besluiten van het college van 16 november 2007 en 19 december 2006 te schorsen en het college te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van [verzoeker]. Tevens is het college gelast om het griffierecht aan [verzoeker] te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gedaan op 26 juni 2008.

Uitspraak

200803141/2.
Datum uitspraak: 26 juni 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/8640 en 07/8508 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 7 april 2008 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad (hierna: het college) [verzoeker] onder oplegging van een dwangsom gelast het zonder bouwvergunning bij het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) gebouwde deel van de steiger te verwijderen en verwijderd te houden, het gedempte deel van de Zaan ongedaan te maken en de daarbij aangebrachte walbeschoeiing te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 16 november 2007 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 april 2008, verzonden op 9 april 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter) het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2008, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 juni 2008, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. M.R. van Buiten, advocaat te Zaandam, vergezeld door J.W.P. Busker en E. Kats, beiden werkzaam bij het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, en het college, vertegenwoordigd door mr. F. Brouwer, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door mr. S.D. van Reenen, als belanghebbende gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Bij besluit van 18 maart 2002 heeft het college aan [verzoeker] bouwvergunning verleend voor de bouw van een steiger aan de Zaanzijde van het perceel met een lengte van 3.20 m vanaf het op het perceel aanwezige atelier en 6.40 m vanaf de zogenoemde zaankamer.
2.3. Het college heeft aan het besluit tot oplegging van een last onder dwangsom ten grondslag gelegd dat is geconstateerd dat een gedeelte van de Zaan is gedempt, dat daarbij een walbeschoeiing is aangebracht zonder de daarvoor vereiste bouwvergunning en dat een langere steiger is gebouwd dan op grond van de op 18 maart 2002 verleende bouwvergunning was toegestaan. Al deze werkzaamheden houdt het college voor overtredingen van artikel 40 van de Woningwet.
2.4. Het college heeft ter zitting van de voorzitter toegelicht dat hij het dempen van een gedeelte van de Zaan en het daarbij aanbrengen van de walbeschoeiing tezamen heeft aangemerkt als een bouwvergunningplichtige activiteit. Naar voorlopig oordeel van de voorzitter kan het dempen echter niet worden aangemerkt als bouwen in de zin van artikel 1, eerste lid, onder a, van de Woningwet. Nu aan de last slechts overtreding van artikel 40 van de Woningwet ten grondslag is gelegd, bestaat naar voorlopig oordeel van de voorzitter twijfel of de aangevallen uitspraak en het besluit van 16 november 2007 in de bodemprocedure geheel in stand zullen blijven.
2.5. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van 16 november 2007, en het besluit van het college van 19 december 2006;
II. veroordeelt het college tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Zaanstad aan [verzoeker] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Zaanstad aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 216,00 (zegge: tweehonderdzestien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Krol, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Krol
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2008
494.