ECLI:NL:RVS:2008:BD6079

Raad van State

Datum uitspraak
7 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707415/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • F.B. van der Maesen de Sombreff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar bouwvergunning door college van burgemeester en wethouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht, die op 14 september 2007 het beroep van appellanten ongegrond verklaarde. De zaak betreft de vrijstelling en reguliere bouwvergunning die op 7 juli 2006 door het college van burgemeester en wethouders van Hendrik-Ido-Ambacht is verleend voor de bouw van een bedrijfsgebouw op een perceel in de gemeente. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft dit bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Appellanten zijn van mening dat zij als belanghebbenden moeten worden aangemerkt en dat de rechtbank een onjuist criterium heeft gehanteerd bij de beoordeling van hun belang. Ze stellen dat de rechtbank ten onrechte een inhoudelijk oordeel heeft gegeven over de nadelige effecten van het bouwplan, terwijl de beoordeling beperkt zou moeten blijven tot de vraag of het aannemelijk is dat deze effecten optreden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 juni 2008 ter zitting behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat appellanten op een afstand van 700 tot 1450 meter van het perceel wonen en dat het perceel op verschillende manieren bereikbaar is. De Afdeling oordeelt dat het niet aannemelijk is dat de verkeerintensiteit ter plaatse van de woningen in betekenende mate toeneemt door het bouwplan, en dat appellanten daarom geen rechtstreeks, persoonlijk belang hebben bij de besluiten van 7 juli 2006. Ook het argument dat appellanten rechtstreeks zicht hebben op de bouwwerken wordt verworpen, omdat er geen rechtstreeks zicht is vanuit hun woning.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 2 juli 2008.

Uitspraak

200707415/1.
Datum uitspraak: 2 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/1472 van de rechtbank Dordrecht van 14 september 2007 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Hendrik-Ido-Ambacht.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 7 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hendrik-Ido-Ambacht (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en reguliere bouwvergunning verleend voor de bouw van bedrijfsgebouw 2 t/m 4 op het perceel aan [locatie], plaatselijk bekend als [locatie], te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluiten van 31 oktober 2006 en 2 november 2006 heeft het college het door [appellanten] (hierna: [appellanten]) daartegen gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 14 september 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Dordrecht (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 oktober 2007, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben een nader stuk ingediend. Dit is naar de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juni 2008 , waar [appellanten], vertegenwoordigd door [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door M.L.A. Verhoeven en Y. van der Ploeg, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door
[gemachtigden], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. In geschil is de vraag of het bezwaar van [appellanten] terecht niet-ontvankelijk is verklaard omdat zij niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij de besluiten van 7 juli 2006.
2.1.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. [appellanten] betogen dat de rechtbank een onjuist criterium heeft gehanteerd bij de beoordeling van de vraag of zij als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Volgens [appellanten] heeft de rechtbank ten onrechte een inhoudelijk oordeel gegeven over de verschillende nadelige effecten van het bouwplan terwijl de beoordeling beperkt zou moeten blijven tot de vraag of op voorhand is uitgesloten dat die nadelige effecten optreden. Het gaat hierbij om toeneming van het verkeer over de [locatie] en de daarmee gepaard gaande toeneming van trillingen, geluid, verkeersonveiligheid en verslechtering van de luchtkwaliteit en toeneming van parkeeroverlast. [appellanten] stellen dat - anders dan de rechtbank heeft geoordeeld - deze nadelige effecten hen tot belanghebbenden bij de besluiten van 7 juli 2006 maken.
2.2.1. Dit betoog faalt. [appellanten] wonen op een afstand van 700 meter tot 1450 meter van het perceel. Verder is ter zitting gebleken dat het perceel op verschillende manieren door het autoverkeer is te bereiken. Gelet hierop alsmede op de omvang van het te realiseren kantoorgebouw, is het niet aannemelijk dat door het bouwplan de verkeerintensiteit ter plaatse van de desbetreffende woningen in betekenende mate toeneemt en dat daardoor nadelige gevolgen optreden ten aanzien van geluid, trillingen, verkeersveiligheid en luchtkwaliteit. Evenmin is het aannemelijk, gelet ook op de parkeermogelijkheden in de omgeving, dat de parkeerdruk ter plaatse van de woningen toeneemt. Daargelaten het bezwaar van [appellanten] met betrekking tot de wijze van toetsing, de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellanten] in zoverre geen rechtstreeks, persoonlijk belang hebben bij de besluiten van 7 juli 2006.
2.3. [appellanten] betogen voorts dat de rechtbank heeft miskend dat zij rechtstreeks zicht hebben op de bouwwerken, nu de maximale toegestane hoogte van het bouwwerk 24 meter is en niet 18 meter en het al gerealiseerde 18 meter hoog gebouw no.1 reeds te zien is vanaf de achterzijde van het perceel van [appellanten].
2.3.1. Dit betoog faalt evenzeer. Ter zitting is gebleken dat er geen rechtstreeks zicht is vanuit de woning van [appellanten] maar dat slechts vanaf de achterzijde van hun perceel mogelijk zicht bestaat op het te realiseren kantoorgebouw. Als onbestreden moet worden aangenomen dat vanuit de overige betrokken woningen evenmin rechtstreeks zicht bestaat op het kantoorgebouw. De rechtbank is terecht tot de conclusie gekomen dat [appellanten] aan dit aspect geen belang kunnen ontlenen bij het de besluiten van 7 juli 2006.
2.4. Aan de door [appellanten] gestelde omstandigheid dat een eventuele evacuatie bij calamiteiten op het nabijgelegen rangeerterrein "Kijfhoek" wordt bemoeilijkt door realisering van het bouwplan, kan evenmin belang worden ontleend. Deze omstandigheid staat in een te ver verwijderd verband met de verlening van de vrijstelling en bouwvergunning.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2008
190-564.