ECLI:NL:RVS:2008:BD6122

Raad van State

Datum uitspraak
7 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708411/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • T.L.J. Drouen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke handhaving en heroverweging van besluiten door het college van burgemeester en wethouders van Wûnseradiel

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Wûnseradiel op 12 september 2006 een verzoek van [appellant] om bestuurlijke handhavingsmaatregelen afgewezen. Dit besluit werd later gedeeltelijk herroepen op 23 oktober 2007, maar [appellant] ging in beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhaving. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 20 juni 2008, waarbij zowel [appellant] als het college vertegenwoordigd waren. De Raad oordeelde dat het college niet voldoende had gereageerd op de gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar van [appellant]. Volgens artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had het college een nieuw besluit moeten nemen dat inhoudelijk oordeelt over het verzoek tot handhaving. De Raad van State verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en vernietigde het besluit van 23 oktober 2007 voor zover het college geen nieuw besluit had genomen. Het college werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Daarnaast werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] en het griffierecht. De uitspraak benadrukt de verplichting van bestuursorganen om adequaat te reageren op bezwaren en de noodzaak van een zorgvuldige heroverweging van besluiten.

Uitspraak

200708411/1.
Datum uitspraak: 2 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Wûnseradiel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wûnseradiel (hierna: het college) het verzoek van [appellant] om het treffen van bestuurlijke handhavingsmaatregelen ten aanzien van de inrichting aan de [locatie] te [plaats], gedreven door [vergunninghoudster], afgewezen.
Bij besluit van 23 oktober 2007 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, het primaire besluit in zoverre herroepen en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 december 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2008, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. C. Lubben, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Lemstra, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag van het bestreden besluit een heroverweging daarvan plaats. Ingevolge het tweede lid herroept het bestuursorgaan, voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit.
2.2. [appellant] betoogt dat het college in het bestreden besluit ten onrechte geen consequentie heeft getrokken uit het gedeeltelijk gegrond verklaren van zijn bezwaarschrift.
2.2.1. Het college heeft bij het bestreden besluit van 23 oktober 2007 het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om handhaving van [appellant] gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van 12 september 2006 in zoverre herroepen. Het college heeft daarbij tevens aangegeven vergunninghouder te verzoeken en zonodig te sommeren het reinigen en ontsmetten van de vleeskuikenstallen overdag te laten plaatsvinden en voorschrift 2.4 van de verleende milieuvergunning na te leven. Bij brief van 29 oktober 2007 heeft het college vergunninghoudster daartoe inmiddels verzocht.
2.2.2. Artikel 7:11 van de Awb brengt met zich dat het college in deze niet heeft kunnen volstaan met slechts een gegrondverklaring van een deel van de bezwaren en herroeping van het primaire besluit. Het college had gelijktijdig een nieuw besluit strekkende tot een inhoudelijk oordeel over het verzoek tot het toepassen van handhavingsmiddelen moeten nemen. Nu het college dit heeft nagelaten, is het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Awb.
De beroepsgrond slaagt.
2.3. Voor zover het bezwaar ongegrond is verklaard, voert [appellant] aan dat het mengen van gewasbeschermingsmiddelen is aangevraagd noch vergund. Ook in zoverre wordt volgens hem de vergunning overtreden. Het college was dan ook bevoegd tot het opleggen van een last onder dwangsom, aldus [appellant].
2.3.1. Vergunning is, gelet op vergunningvoorschrift 3.2, mede verleend voor het aanmaken van bestrijdingsmiddelen, waartoe eveneens gewasbeschermingsmiddelen worden gerekend. Onder het aanmaken van bestrijdingsmiddelen dient (mede) te worden verstaan het mengen daarvan. In zoverre is het mengen van gewasbeschermingsmiddelen vergund. Nu zich in zoverre geen overtreding heeft voorgedaan, was het college niet bevoegd handhavend op te treden. Het bezwaar tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek is dan ook terecht ongegrond verklaard.
De beroepsgrond faalt.
2.4. Het beroep is gedeeltelijk gegrond. Het bestreden besluit op bezwaar komt voor vernietiging in aanmerking voor zover niet een nieuw besluit is genomen strekkende tot een inhoudelijk oordeel over het verzoek tot het toepassen van handhavingsmiddelen. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
2.5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wûnseradiel van 23 oktober 2007, voor zover daarbij niet een nieuw besluit is genomen strekkende tot een inhoudelijk oordeel over het verzoek tot het toepassen van handhavingsmiddelen;
III. draagt het college van burgemeester en wethouders van Wûnseradiel op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Wûnseradiel tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Wûnseradiel aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
VI. gelast dat de gemeente Wûnseradiel aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2008
375-579.