200707413/1.
Datum uitspraak: 9 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Westland,
verweerder.
Bij besluit van 4 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Westland aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TenneT B.V. (hierna: Tennet) een vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet milieubeheer (hierna: Wm), zoals dat luidde vóór 1 januari 2008, verleend voor het op het perceel Laan van Wateringseveld (ongenummerd) te Wateringen, kadastraal bekend gemeente Westland, sectie B, nummers 2915, 2464, 2222, 2916 en 1332, oprichten en in werking hebben van een 380/150 kV schakel- en transformatorstation. Dit besluit is op 14 september 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben de vereniging Bewonersvereniging De Vijvers (hierna: Bewonersvereniging de Vijvers) en anderen, waaronder [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 oktober 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 november 2007. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 juni 2008, is het beroep door de Bewonersvereniging De Vijvers en anderen, met uitzondering van [appellante], ingetrokken.
Het college van burgemeester en wethouders van Westland heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2008, waar, voor zover van belang, [appellante], vertegenwoordigd door mr. J.E. Dijk, advocaat te Amsterdam, en het college van burgemeester en wethouders van Westland, vertegenwoordigd door mr. N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam, en H. Verhey, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord Tennet, vertegenwoordigd door
mr. N.H. van den Biggelaar en [gemachtigde].
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wetten doorgevoerde wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het geding.
2.2. Het college van burgemeester en wethouders van Westland en Tennet hebben ter zitting betoogd dat voor de bij het bestreden besluit vergunde activiteiten geen vergunning meer is vereist aangezien inmiddels het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) in werking is getreden. In verband daarmee zou [appellante] geen belang meer hebben bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
2.2.1. Op 1 januari 2008 zijn het Activiteitenbesluit en de daarmee samenhangende wijziging van artikel 8.1 van de Wm in werking getreden.
Door deze gewijzigde regelgeving vervalt de vergunningplicht voor inrichtingen waartoe geen zogenoemde gpvb-installatie behoort, voor zover de inrichting niet behoort tot de categorieën van inrichtingen die zijn vermeld op de lijst die bij het Activiteitenbesluit is opgenomen als bijlage I.
Categorie z, sub ee, van bijlage I van het Activiteitenbesluit, omvat transformatorstations met niet in een gesloten gebouw ondergebrachte transformatoren, met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer.
Ingevolge artikel 2.4, eerste lid, van het Ivb, voor zover van belang, wordt als categorie van inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, aangewezen de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I, onder 20.1, onder b.
Categorie 20.1, onder b, van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit (hierna: Ivb) omvat transformatorstations, met niet in een gesloten gebouw ondergebrachte transformatoren, met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer.
2.2.2. Aangevraagd is een vergunning waarbij de transformatoren inpandig worden opgeslagen, met geluidisolerende gevels. Zoals blijkt uit de bouwtekening behorende bij de vergunning en hetgeen Tennet en het college van burgemeester en wethouders van Westland ter zitting hebben verklaard, worden zes van de vierentwintig transformatoren opgesteld in een overdekte ruimte met aan drie zijden muren, en aan één zijde een hekwerk dat met de openlucht in verbinding staat. In deze hoedanigheid zijn de transformatoren volgens Tennet en het college van burgemeester en wethouders van Westland in een gesloten gebouw ondergebracht.
2.2.3. Niet in geschil is dat de inrichting geen gpvb-installaties omvat. Vaststaat dat de transformatoren van de inrichting een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer hebben.
De Afdeling is van oordeel dat gelet op de strekking van artikel 2.4 van het Ivb, met 'niet in een gesloten gebouw', als genoemd in categorie z, sub ee, van bijlage I van het Activiteitenbesluit en categorie 20.1, onder b, van bijlage I van het Ivb wordt bedoeld een gebouw dat niet of niet volledig bestaat uit geluidisolerende gevels. De zijde van het in geding zijnde gebouw die louter bestaat uit een hekwerk kan niet worden beschouwd als een geluidisolerende gevel. In verband daarmee moet worden geconcludeerd dat mede vergunning is gevraagd en verleend voor transformatorstations met niet in een gesloten gebouw ondergebrachte transformatoren, met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer als bedoeld in categorie z, sub ee, van bijlage I van het Activiteitenbesluiten en categorie 20.1, onder b, van bijlage I van het Ivb. Dit leidt ertoe dat het beroep van [appellante] nog voor een inhoudelijke beoordeling in aanmerking komt.
2.3. De Afdeling ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het college van burgemeester en wethouders van Westland bevoegd was het bestreden besluit te nemen.
2.4. Ingevolge artikel 8.2, tweede lid, van de Wm in samenhang met artikel 3.1 van het Ivb is het college van gedeputeerde staten van de provincie waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak zal zijn of is gelegen, bevoegd te beslissen op de aanvraag om een vergunning ten aanzien van inrichtingen die behoren tot een categorie die daartoe in bijlage I is aangewezen.
Ingevolge onderdeel 20.5 van het Ivb is het college van gedeputeerde staten het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen als bedoeld in categorie 20.1, onder b, van bijlage I van het Ivb.
2.5. Zoals hiervoor in rechtsoverweging 2.2.3 is overwogen valt de inrichting onder categorie 20.1 van bijlage I van het Ivb. Uit onderdeel 20.5 van het Ivb volgt dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland het bevoegde gezag is ten aanzien van de inrichtingen die behoren tot deze categorie, zodat het college van burgemeester en wethouders van Westland niet bevoegd was het bestreden besluit te nemen. Het bestreden besluit is derhalve in strijd met artikel 8.2, tweede lid, van de Wm in samenhang met artikel 3.1 van het Ivb en onderdeel 20.5 van bijlage I van het Ivb.
2.6. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Hetgeen in beroep is aangevoerd behoeft in verband hiermee geen bespreking meer.
2.7. Het college van burgemeester en wethouders van Westland dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westland van 4 september 2007;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Westland tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Westland aan [appellante] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de gemeente Westland aan de vertegenwoordiger van [appellante], mr. J.E. Dijk, het voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van Staat.
w.g. Hennekens w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2008