ECLI:NL:RVS:2008:BD6761

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707650/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • H. Troostwijk
  • D. Roemers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijstelling en bouwvergunning voor project 'De Marel' te Hillegom

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 september 2007, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hillegom ongegrond werd verklaard. Het college had op 1 december 2005 vrijstelling en een bouwvergunning verleend voor het uitvoeren van kopersopties voor 34 grondgebonden woningen in het bouwplan 'De Marel'. De rechtbank oordeelde dat het college bevoegd was om deze vrijstelling te verlenen, ondanks de bezwaren van [appellant].

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 juni 2008 behandeld. [appellant] betoogde dat het college niet bevoegd was om de vrijstelling te verlenen, omdat de lijst met categorieën van gevallen, vastgesteld door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, niet op de juiste wijze bekend was gemaakt. De Afdeling oordeelde echter dat dit gebrek was hersteld bij het besluit op bezwaar van 27 juli 2006, waardoor het college bevoegd was om de vrijstelling te verlenen.

Daarnaast voerde [appellant] aan dat de bouwvergunning voor de kopersopties zou leiden tot extra verharding en verlies van groen en water in de openbare ruimte. De Afdeling oordeelde dat de bouwvergunning voor de kopersopties geen verandering in de percentages verharding, groen en water met zich meebracht, aangezien deze al waren vastgesteld in een eerdere, onaantastbare bouwvergunning voor 88 woningen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de vrijstelling en bouwvergunning voor de kopersopties afzonderlijk verleend konden worden.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200707650/1.
Datum uitspraak: 9 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Hillegom,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/7265 van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 september 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Hillegom.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 december 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hillegom (hierna: het college) aan [bedrijf] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het uitvoeren van kopersopties voor 34 grondgebonden woningen en een combinatie van opties in het bouwplan "De Marel" te Hillegom.
Bij besluit van 27 juli 2006 heeft het college onder meer het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover bij de bouwvergunning voor de kopersopties voor bouwnummer 4 de minimumafstand ten opzichte van het gasdistributiestation niet in acht wordt genomen en overigens ongegrond verklaard en de vrijstelling onder aanvulling van de motivering en onder oplegging van aanvullende voorwaarden gehandhaafd.
Bij uitspraak van 20 september 2007, verzonden op 24 september 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 november 2007, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juni 2008, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat te Haarlem, en drs. N.L.J.M. van Hattum en S. Turkenburg, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is verschenen [bedrijf], vertegenwoordigd door mr. D.M. de Bruin, advocaat te Baarn.
2. Overwegingen
2.1. Met de uitspraak van de Afdeling van 7 februari 2007 in zaak nr.
200602043/1is de bij besluit van 24 juni 2005 verleende bouwvergunning voor het bouwen van 88 woningen ten behoeve van het project "De Marel" in rechte onaantastbaar geworden. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen kunnen in de onderhavige procedure alleen die gronden die zien op het verlenen van de vrijstelling en de bouwvergunning met betrekking tot de kopersopties ter beoordeling staan. Die bouwvergunning betreft de woningen inclusief de opties, en komt voor de woningen waarop deze van toepassing is in de plaats van de bij besluit van 24 juni 2005 verleende bouwvergunning.
Het hoger beroep betreft de bouwnummers 1 tot en met 10.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet bevoegd was de vrijstelling te verlenen, omdat ten tijde van het nemen van dat besluit de door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college van GS) op de voet van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vastgestelde lijst met categorieën van gevallen, niet op voorgeschreven wijze bekend was gemaakt. Volgens hem is de vrijstelling om die reden nietig en kon dit gebrek niet in bezwaar worden hersteld.
2.2.1. Dit betoog faalt. Ingevolge artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats. Eventuele aan het primaire besluit klevende gebreken kunnen bij het besluit op bezwaar worden hersteld. De door het college van GS op de voet van artikel 19, tweede lid, van de WRO vastgestelde lijst met categorieën van gevallen, is op 6 juli 2006 op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Ten tijde van het besluit van 1 december 2005 had die bekendmaking aldus nog niet plaatsgevonden. Dit gebrek is evenwel hersteld bij het besluit op bezwaar van 27 juli 2006, nu op dat moment de lijst met categorieën van gevallen op de voorgeschreven wijze bekend was gemaakt. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat het college bevoegd was met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO, vrijstelling te verlenen.
2.3. Voorts betoogt [appellant] dat voor het kunnen uitvoeren van de kopersopties 60 m² water van de Treslongvijver extra gedempt moet worden en een aantal bomen moet worden verwijderd. Voorts leiden de opties volgens [appellant] tot een extra verharding van 2.9% en verdwijnt een groter gedeelte van het speelveld.
2.3.1. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, zien de kopersopties op de invulling van de individuele kavels. De bouwvergunning voor de kopersopties brengt dan ook geen verandering in de percentages verharding, groen en water in de openbare ruimte (buiten de uitgeefbare kavels), zoals die zijn voorzien bij de in rechte onaantastbaar geworden bouwvergunning voor de 88 woningen in het project. In de uitspraak van de 7 februari 2007 heeft de Afdeling geoordeeld dat met het bouwplan zoals vergund bij besluit van 24 juni 2005 wordt voldaan aan de gestelde percentages voor groen, water en verharding. Voorts heeft de Afdeling geen grond gezien voor het oordeel dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met bestaande erfdienstbaarheden die ten behoeve van het perceel van [appellant] zijn gevestigd op delen van de gronden waarop het bouwplan is voorzien. Nu thans hetzelfde feitencomplex als in de uitspraak van 7 februari 2007 aan de orde is, is de Afdeling van oordeel dat ook dit bouwplan voldoet aan de gestelde percentages voor groen, water en verharding. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor een ander oordeel.
Het betoog faalt.
2.4. Het college heeft zich voor wat betreft de motivering van de vrijstelling met betrekking tot de bodemkwaliteit mede gebaseerd op een rapport van Ascor Project Management B.V. van 8 mei 2002. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de bodemkwaliteit in de weg staat aan het verlenen van de in geding zijnde bouwvergunning.
2.5. Anders dan [appellant] aanvoert heeft de rechtbank terecht geen grond gezien voor het oordeel dat voor de kopersopties niet een afzonderlijke vrijstelling en bouwvergunning verleend mochten worden na de reeds verleende bouwvergunning voor de 88 woningen.
2.6. Voor zover [appellant] in deze procedure dezelfde argumenten naar voren brengt als in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 7 februari 2007, ziet de Afdeling, nu sprake is van hetzelfde feitencomplex, geen aanleiding om daaromtrent anders te oordelen dan in die uitspraak is gedaan.
Hetgeen [appellant] overigens aanvoert ziet niet op de thans aan de orde zijnde vrijstelling en bouwvergunning voor de kopersopties doch op de in rechte onaantastbaar geworden bouwvergunning voor het bouwen van 88 woningen ten behoeve van het project "De Marel". Deze gronden dienen dan ook buiten beschouwing te blijven.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. D. Roemers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Wijers
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2008
444-374