ECLI:NL:RVS:2008:BD7309

Raad van State

Datum uitspraak
16 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707779/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling voor woning en garage in Heusden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Heusden tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Het college had op 9 januari 2006 een bouwvergunning en vrijstelling verleend voor het oprichten van een woning en garage op een perceel in Heusden. Dit besluit werd door een derde partij, [wederpartij], aangevochten. De rechtbank verklaarde het beroep van [wederpartij] gegrond en vernietigde het besluit van het college, wat leidde tot het hoger beroep van het college.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 27 juni 2008. Het college betoogde dat de bouw van de woning in overeenstemming was met het bestemmingsplan, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college zich ten onrechte op dat standpunt had gesteld. De Raad benadrukte dat de situatie ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan bepalend is voor de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het perceel.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 16 juli 2008, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Heusden een griffierecht van € 428,00 werd opgelegd.

Uitspraak

200707779/1.
Datum uitspraak: 16 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Heusden,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/4283 van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 8 oktober 2007 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Heusden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heusden (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een woning en een garage aan [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 8 augustus 2006 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 9 januari 2006, onder aanpassing van de motivering daarvan, gehandhaafd.
Bij uitspraak van 8 oktober 2007, verzonden op 12 oktober 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 8 augustus 2006 vernietigd en bepaald dat het college met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen opnieuw op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar beslist. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 november 2007, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juni 2008, waar het college, vertegenwoordigd door J.E.W. van de Wiel-van Baardwijk, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen. Voorts zijn daar [vergunninghouder] en [partij] gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Elshout" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden W (o.2)".
Ingevolge artikel 4, aanhef en onder b, van de planvoorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor woondoeleinden, vrijstaand en halfvrijstaand in maximaal twee bouwlagen.
Ingevolge artikel 4, derde lid, is per bouwperceel, zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan, maximaal één woning toegestaan.
Ingevolge de in artikel 1 opgenomen definitie wordt onder bouwperceel verstaan een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegestaan.
2.2. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de bouw van een woning in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Het perceel is een bouwperceel in de zin van de planvoorschriften, zodat daarop een woning is toegestaan, aldus het college.
2.2.1. Dit betoog faalt. Niet in geschil is dat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan het perceel deel uitmaakte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Heusden, sectie K, nummer 1681. Op dat moment was op laatstgenoemd perceel een woning aanwezig. Gelet hierop, heeft de rechtbank terecht en op goede gronden geoordeeld dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de bouw van een woning in overeenstemming is met artikel 4, derde lid, van de planvoorschriften.
Dat, zoals het college stelt, het perceel ten tijde van het besluit op bezwaar van 8 augustus 2006 dient te worden aangemerkt als bouwperceel in de zin van de planvoorschriften, wat daarvan zij, maakt dat niet anders, reeds omdat gelet op het bepaalde in artikel 4, derde lid, van de planvoorschriften slechts de situatie ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan van belang is.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. bepaalt dat van gemeente Heusden een griffierecht van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2008
270-476.