ECLI:NL:RVS:2008:BD7316

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200803465/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake revisievergunning veehouderij Hengelo

Op 1 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hengelo (Ov.) een revisievergunning verleend aan [vergunninghouder] voor een veehouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 2 april 2008 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben de vereniging tot Behoud van Landelijk Oele en de stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu, beiden gevestigd te Hengelo (Ov.), op 13 mei 2008 beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld op 11 juni 2008. Tevens hebben zij de voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek op 3 juli 2008 ter zitting behandeld, waar de vereniging en de stichting vertegenwoordigd waren door ing. M.H. Middelkamp, en het college door drs. P. Drent en ing. F. Schothuis. De voorzitter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. De verleende revisievergunning betreft een veehouderij waarvoor een nieuw te bouwen stal op het terrein van de inrichting moet worden geplaatst. Het college heeft gesteld dat voor deze wijziging een bouwvergunning vereist is.

Volgens artikel 20.8 van de Wet milieubeheer treedt een besluit als dit niet in werking voordat de benodigde bouwvergunning is verleend. Vastgesteld werd dat de vereiste bouwvergunning nog niet is aangevraagd en er geen duidelijkheid is over wanneer deze aanvraag zal worden ingediend. Hierdoor was er geen spoedeisend belang bij het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft daarom het verzoek afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2008.

Uitspraak

200803465/2.
Datum uitspraak: 9 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging Vereniging tot Behoud van Landelijk Oele en de stichting Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu, beiden gevestigd te Hengelo (Ov.),
verzoeksters,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo (Ov.),
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hengelo (Ov.) (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een veehouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 2 april 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben de vereniging Vereniging tot Behoud van Landelijk Oele en de stichting Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu (hierna: de vereniging en de stichting) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 mei 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juni 2008.
Bij eerstgenoemde brief hebben de vereniging en de stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 juli 2008, waar de vereniging en de stichting, vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp, en het college, vertegenwoordigd door drs. P. Drent en ing. F. Schothuis, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De bij het bestreden besluit verleende revisievergunning heeft betrekking op een veehouderij. Ten behoeve van deze activiteit wordt op het terrein van de inrichting een nieuw te bouwen stal geplaatst. Ter zitting heeft het college onweersproken gesteld dat voor deze verandering van de inrichting een bouwvergunning is vereist.
2.3. In artikel 20.8 van de Wet milieubeheer is, voor zover hier van belang, bepaald dat een besluit als hier aan de orde - waarin de vergunning betrekking heeft op het veranderen van een inrichting, welke verandering tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet - niet eerder in werking treedt dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend.
2.4. Vast staat dat de vereiste bouwvergunning nog niet is aangevraagd. Ter zitting is gebleken dat geen duidelijkheid bestaat over het tijdstip waarop de aanvraag zal worden ingediend. Nu het bestreden besluit ingevolge artikel 20.8 van de Wet milieubeheer eerst in werking treedt nadat de bouwvergunning is verleend, is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van der Zijpp
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2008
262-492.