ECLI:NL:RVS:2008:BD7359

Raad van State

Datum uitspraak
16 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200706449/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.W. Mouton
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning en vrijstelling voor landbouwschuur en kassencomplex in Boxtel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 24 juli 2007 het beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boxtel niet-ontvankelijk verklaarde. Het college had op 15 april 2003 geweigerd om vrijstelling en een bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een landbouwschuur en kassencomplex op percelen aan De Donders te Boxtel. Na een aantal procedures, waaronder een bezwaarprocedure, heeft het college op 5 oktober 2006 het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat [appellant] geen belang had bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar, maar verklaarde het beroep tegen het besluit van 5 oktober 2006 gegrond en vernietigde dit besluit. Het college werd opgedragen een nieuw besluit te nemen.

Na de uitspraak van de rechtbank heeft het college op 9 april 2008 opnieuw besloten op het bezwaar van [appellant], maar dit besluit werd niet in de procedure betrokken. Tijdens de zitting op 8 juli 2008, waar [appellant] werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, werd het hoger beroep behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevallen. Tevens werd het beroep tegen het besluit van 9 april 2008 ter behandeling en beslissing naar de rechtbank 's-Hertogenbosch verwezen. De Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200706449/1.
Datum uitspraak: 16 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], [gemeente],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/3557 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24 juli 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Boxtel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 april 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boxtel (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het realiseren van een landbouwschuur en kassencomplex op percelen gelegen aan De Donders te Boxtel.
Bij brief van 9 augustus 2006 heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het door hem tegen het besluit van 15 april 2003 gemaakte bezwaar.
Bij besluit van 5 oktober 2006 heeft het college het door [appellant] tegen het besluit van 15 april 2003 gemaakte bezwaar voor de tweede keer ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 juli 2007, verzonden op 30 juli 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard, voor zover het was gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar, en gegrond voor zover het was gericht tegen het besluit van 5 oktober 2006, dat besluit vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 september 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 9 april 2008 heeft het college het door [appellant] tegen het besluit van 15 april 2003 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2008, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. I.J.J.M. Roorda, advocaat te Vught, en [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door M. van Geel, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij geen belang heeft bij een beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het door hem tegen het besluit van 15 april 2003 gemaakte bezwaar. Volgens [appellant] heeft hij door het niet tijdig nemen van een besluit schade geleden, bestaande uit vertragingsschade en de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
2.1.1. [appellant] heeft gesteld, maar niet tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat hij door het niet tijdig nemen van een besluit op het door hem gemaakte bezwaar schade heeft geleden. Verder vormt, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 18 september 2002 in zaak nr.
200102917/1, de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken onvoldoende aanleiding om tot een inhoudelijke beoordeling van een beroep over te gaan. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat [appellant] geen belang meer heeft bij een beoordeling van het door hem ingediende beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Het betoog faalt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
2.3. Bij besluit van 9 april 2008 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw besloten op het door [appellant] gemaakte bezwaar. Gelet op de artikelen 6:18 en 6:19, in samenhang met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), moet het hoger beroep mede worden geacht te zijn gericht tegen dat nieuwe besluit. Hoewel partijen hierop bij brief van 10 respectievelijk 29 april 2008 zijn gewezen, hebben zij ter zitting aangegeven zich niet te hebben voorbereid op de behandeling van het van rechtswege ontstane beroep tegen het besluit van 9 april 2008. Mede gelet hierop, ziet de Afdeling in dit geval aanleiding om dat beroep met toepassing van artikel 6:19, tweede lid, van de Awb, ter behandeling en beslissing naar de rechtbank te verwijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen;
II. verwijst het beroep tegen het besluit van 9 april 2008 ter behandeling en beslissing naar de rechtbank 's-Hertogenbosch.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2008
457.