ECLI:NL:RVS:2008:BD9419

Raad van State

Datum uitspraak
6 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707539/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot handhaving van het college van burgemeester en wethouders van Alkemade inzake permanente bewoning van recreatiewoning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Alkemade tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. Het college had op 24 mei 2006 een dwangsom opgelegd aan [wederpartij] om het bewonen van een recreatiewoning te beëindigen. De rechtbank verklaarde het beroep van [wederpartij] gegrond en vernietigde het besluit van het college. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 9 juli 2008 behandeld. Het college betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het niet bevoegd was tot handhavend optreden. Het college stelde dat het voldoende aannemelijk had gemaakt dat [wederpartij] in strijd met het bestemmingsplan de recreatiewoning permanent bewoonde. De Afdeling oordeelde echter dat het college onvoldoende onderzoek had gedaan naar de relevante feiten en omstandigheden. Het college had niet aangetoond dat [wederpartij] zijn hoofdverblijf in de recreatiewoning had, aangezien hij ingeschreven stond op een ander adres in Leiderdorp.

De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 6 augustus 2008.

Uitspraak

200707539/1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Alkemade,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/8673 van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 september 2007 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college van burgemeester en wethouders van Alkemade.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alkemade (hierna: het college) [wederpartij] onder oplegging van een dwangsom gelast binnen zes maanden na dagtekening van deze aanschrijving het bewonen van de recreatiewoning op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: de recreatiewoning) te beëindigen.
Bij besluit van 26 september 2006 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 september 2007, verzonden op 20 september 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door
[wederpartij] (hierna: [wederpartij]) daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 26 september 2006 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 oktober 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 6 november 2007 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M. van der Weide en drs. J.J. Démoed, en [wederpartij], in persoon, bijgestaan door mr. M. van den Buijs, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op het perceel rust ingevolge het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus" de bestemming "Verblijfsrecreatieve doeleinden (vR)" en de subbestemming "Zomerhuizen" (vRz).
Ingevolge artikel 1, onder 26, van de planvoorschriften wordt onder zomerhuis verstaan een permanent ter plaatse aanwezig recreatiewoonverblijf, bedoeld voor niet-permanente bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
2.2. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het niet bevoegd was tot handhavend optreden. Volgens het college heeft de rechtbank zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat het onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [wederpartij] in strijd met het bestemmingsplan de recreatiewoning permanent bewoont.
2.2.1. Dit betoog faalt. Zoals is aangegeven in de op 29 juni 2004 door de gemeenteraad van Alkemade vastgestelde beleidsnota Permanente bewoning recreatieverblijven "Van visie naar actie" moet onder een hoofdverblijf worden verstaan de plaats waar een persoon werkelijk verblijft, waar hij zijn zaken behartigt, de post ontvangt en zijn eigendommen beheert. [wederpartij] stond ten tijde van belang ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Leiderdorp. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 15 maart 2006 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200505705/1&verdict_id=13184&utm_id=1&utm_source=Zoeken_in_uitspraken&utm_campaign=uitspraken&utm_medium=internet&utm_content=200505705/1&utm_term=200505705/1">200505705/1</a>) is het, indien betrokkene blijkens de gemeentelijke basisadministratie op een ander adres dan de recreatiewoning is ingeschreven, aan het bestuur om aannemelijk te maken dat hij desalniettemin in de recreatiewoning hoofdverblijf heeft.
Uit de door het college aangedragen gegevens blijkt weliswaar dat [wederpartij] regelmatig in de recreatiewoning verbleef, maar op grond hiervan is niet aannemelijk gemaakt dat [wederpartij] vanuit de recreatiewoning zijn zaken behartigde, zijn post ontving of zijn eigendommen beheerde. Het had op de weg van het college gelegen om op basis van onderzoek op de opgegeven achtereenvolgende adressen in Leiderdorp te onderbouwen dat de stelling van [wederpartij] dat hij daar zijn hoofdverblijf had niet juist was. Nu het college dit heeft nagelaten, zoals ter zitting ook is erkend, moet worden vastgesteld dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de voor het nemen van het handhavingsbesluit relevante feiten en omstandigheden en niet heeft aangetoond dat het op het moment van het nemen van het primaire besluit en het besluit op bezwaar bevoegd was tot handhavend optreden.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2008
17-580.