ECLI:NL:RVS:2008:BD9984

Raad van State

Datum uitspraak
13 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800373/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • B. van Wagtendonk
  • C.W. Mouton
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunning voor kampeerterrein met stacaravans in Alkemade

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Alkemade ongegrond verklaarde. Het college had op 21 juni 2006 een vergunning verleend voor het houden van een kampeerterrein met maximaal 29 stacaravans. [appellante] had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 4 december 2007.

[appellante] stelde dat de rechtbank had miskend dat zij niet verplicht kan worden om jaarlijks een vergunning aan te vragen voor het houden van haar kampeerterrein. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat het wettelijk systeem van de Wet op de openluchtrecreatie (Wor) het college toestaat om een dergelijke verplichting op te leggen. De Afdeling was van mening dat het college terecht voorschriften aan de vergunning had verbonden over het aantal stacaravans.

Daarnaast betoogde [appellante] dat de rechtszekerheid meebrengt dat zij het kampeerterrein van twee keer 29 standplaatsen mag voorzien, verwijzend naar het oude bestemmingsplan. De Afdeling oordeelde echter dat de dubbele vermelding van de aanduiding op de plankaart slechts ter verduidelijking diende en geen recht gaf op het plaatsen van een dubbel aantal stacaravans. De rechtbank had terecht overwogen dat de huidige bestemming van het perceel, die minder standplaatsen toestaat dan het vorige plan, in deze procedure geen betekenis heeft.

Uiteindelijk bevestigde de Afdeling de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200800373/1.
Datum uitspraak: 13 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/9769 van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 december 2007 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Alkemade.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 juni 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alkemade (hierna: het college) aan [appellante] een vergunning verleend voor het houden van een kampeerterrein met maximaal 29 stacaravans aan de [locatie] te [plaats] (kampeervergunning 2006).
Bij besluit van 24 oktober 2006 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 december 2007, verzonden op 5 december 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 januari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 1 april 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 juli 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], werkzaam bij [appellante], bijgestaan door mr. J.G. Hinnen, advocaat te Noordwijk, en het college, vertegenwoordigd door R.H. van der Ploeg, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de per 1 januari 2008 vervallen Wet op de openluchtrecreatie (hierna: de Wor) is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een kampeerterrein te houden.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wor kan een vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid, slechts worden verleend indien de aanvraag betrekking heeft op een terrein dat bij bestemmingsplan uitsluitend of mede als kampeerterrein is aangewezen.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wor, voor zover thans van belang, verbinden burgemeester en wethouders aan een vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid, voorschriften over de soort en het aantal van de op het kampeerterrein toe te laten kampeermiddelen. Burgemeester en wethouders kunnen deze voorschriften wijzigen of intrekken.
Ingevolge het bestemmingsplan Kaag geldt voor het perceel waarop het kampeerterrein is gevestigd de bestemming recreatieve doeleinden met de subbestemming kampeerterrein voor niet-permanente verblijfsrecreatie (Rk).
Ingevolge artikel 5, derde lid, onder l, van de planvoorschriften mag het aantal permanente standplaatsen niet meer bedragen dan op grond van de plankaart is toegestaan.
Op de plankaart staat in het betrokken perceel twee maal de aanduiding "Rk4 (29)".
2.2. [appellante] heeft op 28 februari 2006 een aanvraag gedaan om een vergunning voor het houden van een kampeerterrein met 13 stacaravans. Het college heeft op 27 maart 2006 de gevraagde vergunning verleend. Op 11 mei 2006 heeft [appellante] een vergunning aangevraagd voor het houden van een kampeerterrein met 58 stacaravans. Het college heeft [appellante] bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 21 juni 2006 een vergunning verleend voor het houden van een kampeerterrein en daaraan de voorwaarde verbonden dat het maximale aantal toe te laten stacaravans 29 bedraagt. Daartoe heeft het zich op het standpunt gesteld dat op de plankaart in het perceel van het kampeerterrein het getal 29 staat aangegeven en dat dit ingevolge artikel 5, derde lid, onder l, van de planvoorschriften het maximum aantal stacaravans is dat kan worden vergund.
2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zij niet kan worden verplicht om jaarlijks een vergunning aan te vragen voor het houden van haar kampeerterrein en daarin tevens te vermelden hoeveel stacaravans zij dat jaar wenst te plaatsen. Het oordeel van de rechtbank dat het haar niet onjuist of onredelijk voorkomt dat het college door middel van een jaarlijkse vergunningverlening het gebruik van het kampeerterrein op de voet volgt, mede in het kader van de handhaving van het bestemmingsplan, miskent volgens [appellante] dat de handhaving van het bestemmingsplan niet afhankelijk is van een vergunning.
2.3.1. Het betoog faalt. Het wettelijk systeem van de Wor staat niet in de weg aan het opleggen aan een betrokkene van een verplichting jaarlijks een vergunning aan te vragen. Voorts is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat het opleggen van deze verplichting ook niet onjuist of onredelijk is. Dat het college het maximaal aantal te plaatsen stacaravans op grond van het bestemmingsplan kan handhaven, laat tenslotte onverlet dat het college op grond van artikel 11 van de Wor gehouden is voorschriften aan de vergunning te verbinden over de soort en het aantal van de op het kampeerterrein toe te laten kampeermiddelen.
2.4. [appellante] betoogt verder dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de rechtszekerheid meebrengt dat [appellante] het kampeerterrein van twee keer 29 standplaatsen mag voorzien. In dit verband wijst [appellante] er op dat het terrein onder het oude bestemmingsplan was bestemd voor ruim 70 stacaravans en dat de totstandkoming van het vigerende bestemmingsplan erop wijst dat het niet de bedoeling is geweest 60% van de toegelaten standplaatsen te laten verdwijnen. Voorts staan op de plankaart 52 stacaravans ingetekend. Indien het college niet de bedoeling had om twee keer 29 stacaravans toe te staan, had het volgens [appellante] een bepaling in het bestemmingsplan moeten opnemen ten aanzien van de 23 wegbestemde stacaravans of in elk geval een overweging in de toelichting dat de gebruiksmogelijkheden van het kampeerterrein werden beperkt. Tot slot betoogt [appellante] dat zij ter zitting bij de rechtbank heeft gewezen op het feit dat een terrein van ruim 2 hectaren met slechts 29 standplaatsen niet rendabel is te exploiteren.
2.4.1. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de dubbele vermelding van de aanduiding "Rk4 (29)" slechts dient ter verduidelijking van de situatie ter plaatse en geen recht geeft het dubbele aantal stacaravans te plaatsen. Niet in geschil is dat sprake is van één perceel, waarin tweemaal de aanduiding "Rk4 (29)" staat vermeld. Het perceel wordt voor het grootste gedeelte door de aanwezigheid van water in tweeën gesplitst. Een strook grond van ongeveer twee meter verbindt deze gedeelten. Naar de rechtbank terecht heeft overwogen komen dubbele vermeldingen ook elders op de plankaart voor en is het niet ongebruikelijk dat hiervoor wordt gekozen om onduidelijkheden, zoals die zich in dit geval met name zouden kunnen voordoen wat betreft de bestemming van elk van beide gedeelten, te vermijden. De rechtbank heeft voorts met juistheid overwogen dat het gegeven dat op de plankaart 52 stacaravans zijn ingetekend niet tot een ander oordeel leidt, aangezien aan die vermelding geen juridische betekenis toekomt. Om aan een aanduiding die betekenis te geven, moet de aanduiding in de planvoorschriften worden verklaard en de voorschriften bevatten geen verklaring over de aanduiding. Aan het feit dat het thans vigerende bestemmingsplan minder standplaatsen toestaat dan het vorige plan, kan in deze procedure geen betekenis toekomen, nu het bestemmingsplan onherroepelijk is vastgesteld. Dat het terrein van ruim 2 hectaren met slechts 29 standplaatsen niet rendabel is te exploiteren valt tot slot niet in te zien, reeds omdat [appellante] van 2001 tot 2006 voor hetzelfde terrein vergunning heeft gevraagd voor 29 of minder stacaravans. Het college heeft derhalve terecht een vergunning verleend voor het houden van een kampeerterrein met maximaal 29 stacaravans.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. C.W. Mouton, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2008
419.