ECLI:NL:RVS:2008:BE8805

Raad van State

Datum uitspraak
11 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200802489/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Oosting
  • A.E.T.Y.M. Moe Soe Let
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake wijzigingsplan Hondsbroeksche Pleij en Schans

Op 4 februari 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland opnieuw besloten over de goedkeuring van het wijzigingsplan '2e wijzigingsvoorschrift van het bestemmingsplan Hondsbroeksche Pleij en Schans', dat eerder was vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort. Dit wijzigingsplan voorziet in de aanleg van een fiets-/voetpad met groenvoorzieningen, dat naast een watergang ligt. Verzoekers, wonend te [woonplaats], hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij bezwaren hebben tegen de situering van het pad binnen de strook. Zij stellen dat het pad op enkele plaatsen moet worden opgeschoven en dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de gekozen situering het beste alternatief is. Tevens vrezen zij onomkeerbare gevolgen voor natuur- en landschapswaarden.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 29 juli 2008 behandeld. Tijdens de zitting zijn de verzoekers en het college vertegenwoordigd. Ook de Landinrichtingscommissie voor de herinrichting 'Duiven-Westervoort' was aanwezig. De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij het verzoek, gezien de plannen voor de aanleg van het pad.

Na beoordeling van de argumenten van de verzoekers en de motivering van het college, concludeert de voorzitter dat de verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de aanleg van het pad zal leiden tot ernstige aantasting van natuur- of landschappelijke waarden. Het college heeft voldoende inzichtelijk gemaakt dat er belangen zijn die met de gekozen situering van het pad worden gediend. Daarom heeft de voorzitter besloten het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 11 augustus 2008.

Uitspraak

200802489/2.
Datum uitspraak: 11 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, wonend te [woonplaats],
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 februari 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) opnieuw besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort bij besluit van 4 juli 2006 vastgestelde wijzigingsplan "2e wijzigingsvoorschrift van het bestemmingsplan Hondsbroeksche Pleij en Schans".
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen (hierna: [verzoekers]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 april 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 juni 2008, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 juli 2008, waar [verzoekers], in de personen van [verzoeker] en [gemachtigde], en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting gehoord de Landinrichtingscommissie voor de herinrichting "Duiven-Westervoort", vertegenwoordigd door D. Robbertsen, ambtenaar van de Dienst Landelijk Gebied.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het wijzigingsplan voorziet in de aanleg van een fiets-/voetpad (hierna: het pad) met aan weerszijden groenvoorzieningen. Het pad inclusief de groenvoorzieningen (hierna: de strook) heeft een breedte van ongeveer 10 meter en ligt naast een watergang, die de oude defensiegracht van het Fort Geldersoorth volgt. Blijkens de plankaart is het pad met een breedte van 2,5 meter overal precies in het midden van de strook geprojecteerd.
2.3. [verzoekers] hebben bezwaar tegen de situering van het pad binnen de strook. Volgens hen moet het pad op enkele plaatsen worden opgeschoven en is door het college onvoldoende gemotiveerd dat de in het plan voorziene situering het beste alternatief is. Het plan houdt een onaanvaardbare aantasting in van natuur- en landschapswaarden. [verzoekers] beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van het plan te voorkomen.
2.4. Gebleken is dat wordt beoogd zo spoedig mogelijk een aanvang te maken met de aanleg van het pad. Gelet hierop acht de Voorzitter een spoedeisend belang bij het verzoek aanwezig, zodat in het navolgende zal worden onderzocht of er aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5. Het bestreden besluit betreft een hernieuwd besluit omtrent de goedkeuring na een eerdere vernietiging van de goedkeuring bij uitspraak van de Afdeling van 2 mei 2007 (zaaknr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200607731/1&verdict_id=16981&utm_id=1&utm_source=Zoeken_in_uitspraken&utm_campaign=uitspraken&utm_medium=internet&utm_content=200607731/1&utm_term=200607731/1">200607731/1</a>). In die uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat niet inzichtelijk is gemaakt, noch ter zitting verduidelijkt of, en zo ja, op welke wijze bij de keuze voor de precieze situering van het pad binnen de strook met de landschappelijke en natuurwaarden rekening is gehouden. De Afdeling was er niet van overtuigd dat de door het college genoemde argumenten nopen tot de gekozen situering, terwijl door appellanten aannemelijk was gemaakt dat er wel belangen zijn die wellicht worden geschaad.
2.6. Het bestreden besluit strekt wederom tot goedkeuring van het wijzigingsplan. Volgens het college verdient het vanuit een oogpunt van fietsveiligheid de voorkeur het pad in het midden van de strook te leggen, zodat aan beide zijden een berm van gelijke breedte resteert die bovendien eventueel kan worden beplant. De situering van het pad in het midden van de strook noopt volgens het college voorts slechts op een enkele plaats tot egalisatie, waarbij geen sprake is van ernstige aantasting van de aanwezige natuur- en landschappelijke waarden.
2.7. Mede gelet op de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende stukken acht de voorzitter door [verzoekers] voorshands niet aannemelijk gemaakt dat de beperkt benodigde egalisatie ten behoeve van de aanleg van het pad zal leiden tot een ernstige aantasting van natuur- of landschappelijke waarden. Ook anderszins is niet gebleken van aantasting. Het college heeft voorts inzichtelijk gemaakt dat er belangen zijn die met de gekozen situering van het pad worden gediend. Gelet op de in het bestreden besluit vermelde motivering en de stukken ziet de voorzitter geen aanleiding voor de verwachting dat de Afdeling in de bodemprocedure tot het oordeel zal komen dat de goedkeuring van het plan niet in stand zal kunnen blijven.
2.8. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.T.Y.M. Moe Soe Let, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Moe Soe Let
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2008
481.