ECLI:NL:RVS:2008:BE8838

Raad van State

Datum uitspraak
15 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805185/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • C. Taal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestuursdwang door het college van burgemeesters en wethouders van Etten-Leur met betrekking tot Varkensbedrijf Meeuwisdijk B.V.

Op 2 juli 2008 heeft het college van burgemeesters en wethouders van Etten-Leur het verzoek van [verzoeker] en anderen om bestuursdwang ten aanzien van Varkensbedrijf Meeuwisdijk B.V. afgewezen. Dit besluit leidde tot bezwaar van de verzoekers, die op 8 juli 2008 een verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de Raad van State. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 7 augustus 2008 de zaak behandeld. De voorzitter concludeert dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, aangezien er sprake was van een overtreding van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer. Echter, het college had ten onrechte aangenomen dat er concreet zicht op legalisatie bestond, omdat de aanvraag voor een milieuvergunning betrekking had op een andere veebezetting dan die ten tijde van de overtreding aanwezig was. Hierdoor was de motivering van de besluiten van 2 juli 2008 niet deugdelijk, in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.

De voorzitter heeft daarom besloten om de besluiten van het college te schorsen en het college te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers, alsook tot terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak is gedaan op 15 augustus 2008, waarbij de voorzitter de besluiten van het college van 2 juli 2008 schorst en de gemeente Etten-Leur opdraagt om de kosten te vergoeden aan de verzoekers. Dit besluit benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij handhavend optreden door bestuursorganen.

Uitspraak

200805185/1.
Datum uitspraak: 15 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Etten-Leur,
en
het college van burgemeesters en wethouders van Etten-Leur,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2008 heeft het college van burgemeesters en wethouders van Etten-Leur (hierna: het college) het verzoek van [verzoeker] en anderen om het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Varkensbedrijf Meeuwisdijk B.V. (hierna: Meeuwisdijk), aan de Meeuwisdijk 9 te Etten-Leur afgewezen.
Bij besluit van dezelfde datum heeft het college de bij besluit van 31 augustus 2007, zoals gewijzigd bij besluit van 1 november 2007, aan Meeuwisdijk opgelegde last onder dwangsom ingetrokken.
Tegen deze besluiten hebben [verzoeker] en anderen bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juli 2008, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht ten aanzien van deze besluiten een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 augustus 2008, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker], en het college, vertegenwoordigd door mr. D. Fens, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Niet in geschil is dat Meeuwisdijk artikel 8.1 van de Wet milieubeheer heeft overtreden, zodat het college bevoegd was om ter zake handhavend op te treden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.2. Het college heeft aan de besluiten van 2 juli 2008 ten grondslag gelegd dat concreet zicht op legalisatie bestaat, nu op 7 april 2008 een aanvraag om een milieuvergunning bij het college is ingekomen en het college een ontwerpbesluit heeft opgesteld dat strekt tot verlening van de gevraagde vergunning.
2.3. Ter zitting is gebleken dat de voormelde aanvraag en ontwerpbesluit betrekking hebben op een andere veebezetting dan ten tijde van de overtreding in de inrichting aanwezig was. Voorts heeft het college ter zitting verklaard dat in een aantal stallen de stalsystemen moeten worden aangepast, voordat de inrichting overeenkomstig de ontwerpvergunning in werking zal zijn. Aangezien het aantal dieren en de stalsystemen waar het ontwerpbesluit van uitgaat, niet overeenkomen met het aantal dieren en de stalsystemen die ten tijde van de overtreding in de inrichting aanwezig waren, strekt de opgestelde ontwerpvergunning niet tot legalisatie van de overtreding. Derhalve bestond er ten tijde van de bestreden besluiten geen concreet zicht op legalisatie en heeft het college de besluiten van 2 juli 2008 in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet deugdelijk gemotiveerd.
2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van 2 juli 2008, kenmerk 20080702\jcb\0337 en kenmerk 20080702\jcb\0338;
II. veroordeelt het college tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 26,88 (zegge: zesentwintig euro en achtentachtig cent); het dient door de gemeente Etten-Leur aan [verzoeker] en anderen onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de gemeente Etten-Leur aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Taal
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2008
325-517.