ECLI:NL:RVS:2008:BE8840

Raad van State

Datum uitspraak
15 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200804722/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • L.A.M. van Hamond
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake geurimmissie door Delfluent Services B.V.

Op 15 augustus 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekers, wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening naar aanleiding van een besluit van het college van 5 oktober 2006, waarin het verzoek van verzoekers om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de inrichting van Delfluent Services B.V. werd afgewezen. Verzoekers hebben op 19 juni 2008 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 4 augustus 2008 zijn verzoekers, bijgestaan door ir. M. Beterams, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.F.C. Kisters, W. Landlust en ing. R.A.J. Bontje, verschenen. Ook Delfluent was vertegenwoordigd door mr. W.G.B. van de Ven en drs. A. Snik. Verzoekers betogen dat de afwijzing van hun handhavingsverzoek onterecht is, omdat zij nog steeds geuroverlast ondervinden die in strijd is met vergunningvoorschrift 8.C.2.2.2.

De voorzitter overweegt dat de geurimmissie van de inrichting niet meer dan 2 procent van de tijd de waarde van 1 ge/m3 mag overschrijden. Delfluent heeft maatregelen genomen om aan deze norm te voldoen, waaronder het vervangen van drijvende daken door vaste daken. Een geuronderzoek uitgevoerd door PRA Odeurnet B.V. concludeert dat de geurimmissienorm niet wordt overschreden. Het college heeft echter ook overtredingen vastgesteld met betrekking tot de afdekking van bedrijfsafval en het uitoefenen van activiteiten zonder vergunning.

Na afweging van de betrokken belangen heeft de voorzitter besloten het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 augustus 2008.

Uitspraak

200804722/2.
Datum uitspraak: 15 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 oktober 2006 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) het verzoek van [verzoeker] en anderen om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de inrichting van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Delfluent Services B.V. (hierna: Delfluent) afgewezen.
Bij besluit van 5 juni 2008 heeft het college opnieuw beslist op het naar aanleiding van het door [verzoeker] en anderen hiertegen gemaakte bezwaar en het besluit tot afwijzing van het verzoek om handhaving in stand gelaten.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juni 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juni 2008, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 augustus 2008, waar [verzoeker] en anderen, van wie [verzoeker] en [naam een der verzoekers] in persoon, bijgestaan door ir. M. Beterams, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.F.C. Kisters, W. Landlust en ing. R.A.J. Bontje, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Delfluent, vertegenwoordigd door mr. W.G.B. van de Ven, advocaat te Den Bosch, en drs. A. Snik, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoeker] en anderen betogen dat in het bestreden besluit ten onrechte de beslissing tot afwijzing van het handhavingsverzoek in stand is gelaten. Zij betogen in dit verband dat zij in strijd met vergunningvoorschrift 8.C.2.2.2 nog steeds regelmatig geuroverlast ondervinden.
2.3. Ingevolge voorschrift 8.C.2.2.2 mag de geurimmissie vanwege de inrichting de waarde van 1 ge/m3, bepaald als uurgemiddelde concentratie, op bepaalde referentiepunten niet meer dan 2 procent van de tijd (98 percentiel) overschrijden.
2.4. Niet in geschil is dat om te kunnen voldoen aan de geurimmissienorm het noodzakelijk was maatregelen te treffen ten aanzien van de geuremissie vanwege de schoonmaakwerkzaamheden die nodig zijn als gevolg van de vetophoping onder de drijvende daken van de voorbezinktanks. Delfluent heeft met het oog hierop de drijvende daken van de voorbezinktanks vervangen door vaste daken. De werkzaamheden hieraan zijn in juni jongstleden afgerond. Na afloop heeft Delfluent een geuronderzoek laten uitvoeren door PRA Odeurnet B.V. In het rapport van 9 juli 2008 dat naar aanleiding van dit onderzoek is opgesteld, wordt geconcludeerd dat de geurimmissienorm van 1 ge/m3 als 98 percentielwaarde ter plaatse van de referentiepunten niet wordt overschreden. Het college heeft te kennen gegeven deze conclusie te onderschrijven. Wel heeft het college, wat het geuraspect betreft bij controle op het terrein van de inrichting een tweetal overtredingen vastgesteld. De ene had betrekking op het in strijd met voorschrift 8.K.8 niet deugdelijk afdekken van bedrijfsafval, de andere op het in strijd met artikel 8.1 van de Wet milieubeheer zonder vergunning uitoefenen van een bepaalde activiteit. Met het oog hierop heeft het college Delfluent middels brieven van respectievelijk 22 en 29 juli 2008 te kennen gegeven het voornemen te hebben handhavend op te treden.
2.5. Gelet op het bovenstaande ziet de voorzitter bij afweging van de betrokken belangen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.A.M. van Hamond, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van Hamond
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2008
446.