ECLI:NL:RVS:2008:BE8871

Raad van State

Datum uitspraak
20 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800841/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om Verklaring Omtrent het Gedrag voor taxichauffeur

In deze zaak heeft de Raad van State op 20 augustus 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door de minister van Justitie. Het verzoek werd ingediend door [appellant], die de VOG nodig had voor de verlenging van zijn chauffeurspas als taxichauffeur. De minister had het verzoek op 16 oktober 2006 afgewezen, en dit besluit werd later door de rechtbank Utrecht bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had geweigerd de VOG af te geven, omdat [appellant] in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag was veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder poging tot diefstal en verkeersdelicten. De rechtbank vond dat deze antecedenten een risico voor de samenleving vormden en dat de minister deze bij zijn besluitvorming mocht betrekken.

In hoger beroep betoogde [appellant] dat de rechtbank had miskend dat de minister de vermogensdelicten niet mocht meewegen, omdat deze niet in verband stonden met zijn werkzaamheden als taxichauffeur. Ook stelde hij dat de verkeersdelicten van geringe aard waren en dat zijn persoonlijke omstandigheden onvoldoende waren meegewogen. De Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de minister de strafbare feiten in zijn beoordeling mocht betrekken, omdat deze, indien herhaald, een behoorlijke uitoefening van de functie van taxichauffeur zouden kunnen verhinderen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van de screening van antecedenten bij de afgifte van een VOG, vooral in beroepen waarbij de veiligheid van anderen in het geding is, zoals in het taxivervoer. De Raad van State concludeerde dat de minister de juiste procedure had gevolgd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200800841/1.
Datum uitspraak: 20 augustus 2008.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1796 van de rechtbank Utrecht van 14 december 2007 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 oktober 2006 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) een verzoek van [appellant] om afgifte van een Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG) afgewezen.
Bij besluit van 29 mei 2007 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 december 2007, verzonden op 20 december 2007, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 januari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 27 februari 2008.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2008, waar [appellant] in persoon, bijgestaan door mr. A.J. Verhagen, advocaat te Utrecht, en de minister, vertegenwoordigd door M.D.L. Seijlhouwer, ambtenaar in dienst van het ministerie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] heeft om afgifte van een VOG verzocht ten behoeve van de verlenging van de geldigheid van zijn chauffeurspas als taxichauffeur.
2.2. Ingevolge artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg) is een VOG een verklaring van de minister dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon. De verklaring bevat geen andere mededelingen, aldus die bepaling.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, weigert de minister de afgifte van een VOG, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan een behoorlijke uitoefening van de taak of de bezigheden, waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.
Bij de beoordeling van een verzoek om afgifte van een VOG worden de criteria gehanteerd die zijn neergelegd in de Circulaire Beleidsregels 2004 voor het beoordelen van aanvragen ter verkrijging van een verklaring omtrent het gedrag van natuurlijke personen en rechtspersonen (hierna: de circulaire), vastgesteld door de minister bij besluit van 15 maart 2004 (Stcrt. 2004, 63).
Volgens de circulaire wordt de afgifte van een VOG geweigerd, indien de aanvrager binnen de voorgeschreven termijn, voorafgaand aan het moment van toetsing, in de justitiële documentatie voorkomt en de aangetroffen antecedenten, indien herhaald en gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, een belemmering kunnen vormen voor een behoorlijke uitoefening van de taak of de bezigheden, waarvoor de VOG wordt gevraagd.
Voor taxichauffeurs geldt dat de aanvrager van een VOG in de vijf jaar, voorafgaand aan het moment van toetsing, niet in de justitiële documentatie mag voorkomen, althans geen sprake mag zijn van relevante antecedenten.
Om vast te stellen of de aangetroffen antecedenten een belemmering kunnen vormen voor de afgifte van de VOG, zijn in bijlage A bij de circulaire een aantal zogenoemde screeningsprofielen neergelegd, aan de hand waarvan het risico voor de samenleving wordt bepaald.
Volgens het screeningsprofiel voor de taxichauffeur, is deze belast met de zorg voor het welzijn en de veiligheid van mensen. In die functie komt het vaak voor dat er een één op één relatie is, waarbij sprake is van een tijdelijke afhankelijkheid. Chauffeurs in het taxivervoer gaan daarnaast met contante en girale waarden om, aldus die passage.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de minister de vermogensdelicten, ter zake waarvan hij is veroordeeld, niet mocht laten meewegen bij de beoordeling van zijn aanvraag, omdat hij deze delicten niet tijdens of in verband met zijn werkzaamheden als taxichauffeur heeft gepleegd. Ten aanzien van de door hem gepleegde verkeersdelicten heeft zij miskend dat deze van zo geringe aard en ernst zijn, dat deze, gelet ook op het tijdsverloop tussen het plegen van deze delicten en de aanvraag, voor de minister onvoldoende grond opleverden om afgifte van de VOG te weigeren.
Voorts heeft de rechtbank miskend dat de minister er onvoldoende mee rekening heeft gehouden dat zijn gezin volledig van zijn inkomen als taxichauffeur afhankelijk is en zijn strafrechtelijke antecedenten meebrengen dat hij moeilijk ander werk zal kunnen vinden. De wijkagent te Nieuwegein, twee medewerkers van de Inspectie Verkeer en Waterstaat en zijn werkgever hebben zich positief over zijn functioneren als taxichauffeur uitgelaten, aldus [appellant].
2.4. Aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 16 oktober 2006 heeft de minister ten grondslag gelegd dat uit het Justitieel Documentatieregister blijkt dat [appellant] in de vijf jaar, voorafgaand aan het moment van toetsing, is veroordeeld ter zake van poging tot diefstal in vereniging door middel van braak, diefstal in vereniging door middel van braak, diefstal in vereniging, rijdend mobiel telefoneren, het overtreden van wettelijke vereisten ten aanzien van het verrichten van taxivervoer en het overschrijden van de maximale snelheid.
2.4.1. De rechtbank heeft terecht aan de gestelde omstandigheid dat een aantal van de in aanmerking genomen strafbare feiten niet tijdens of in verband met de functie met het oog waarop om een VOG is verzocht zijn gepleegd niet de betekenis gehecht die [appellant] daaraan gehecht wilde zien. Volgens de circulaire is van belang of strafbare feiten, indien herhaald, een behoorlijke uitoefening van die functie zouden verhinderen, omdat daarbij een risico voor de samenleving bestaat. De rechtbank heeft het oordeel van de minister dat die situatie zich hier voordoet, nu de delicten ter zake waarvan [appellant] is veroordeeld, gelet op het screeningsprofiel voor de taxichauffeur, met de functie van taxichauffeur onverenigbaar zijn, terecht niet rechtens onjuist geacht.
2.4.2. De rechtbank heeft voorts in het aangevoerde terecht evenmin grond gevonden voor het oordeel dat de minister de door [appellant] gestelde persoonlijke omstandigheden niet in de besluitvorming heeft betrokken en met juistheid overwogen dat de minister die omstandigheden van onvoldoende gewicht heeft mogen achten om niettemin tot afgifte van de verzochte VOG te besluiten.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2008.
176-546.