ECLI:NL:RVS:2008:BE9690
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.E.M. Polak
- M.M. van der Smissen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake Verklaring Omtrent het Gedrag
In deze zaak heeft de minister van Justitie op 21 november 2006 de afgifte van een Verklaring Omtrent het Gedrag aan de wederpartij geweigerd. De wederpartij heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de minister ongegrond verklaard op 18 april 2007. De wederpartij heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam, die op 30 juni 2008 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de minister vernietigde. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende inzicht had gegeven in de afweging van de betrokken belangen, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak zonder zitting behandeld. De voorzitter overweegt dat het verzoek van de minister om een voorlopige voorziening af te wijzen, omdat het in het belang van een efficiënte geschillenbeslechting is dat het nieuwe besluit op bezwaar en de eerdere uitspraak in de bodemprocedure kunnen worden beoordeeld. De voorzitter concludeert dat er geen dwingende verplichting voor de minister bestaat om een Verklaring Omtrent het Gedrag af te geven, en dat er geen gerede twijfel bestaat over de juistheid van de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De voorzitter wijst het verzoek van de minister af, en stelt vast dat er geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 augustus 2008.