ECLI:NL:RVS:2008:BF0962

Raad van State

Datum uitspraak
17 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801421/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • G.K. Klap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening revisievergunning voor schapenhouderij in Kampen

In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Kampen, waarbij op 9 januari 2008 een revisievergunning is verleend voor een schapenhouderij. Dit besluit is op 16 januari 2008 ter inzage gelegd. [appellant] heeft op 26 februari 2008 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 22 augustus 2008 zijn zowel [appellant] als vertegenwoordigers van het college en de vergunninghouder gehoord.

[appellant] betoogde dat de eerder verleende oprichtingsvergunning uit 1982 ten onrechte als uitgangspunt is genomen voor de huidige vergunningverlening. Hij stelde dat het college had moeten nagaan of de vergunning uit 1982 op juiste wijze was verleend en dat hij de benodigde gegevens had moeten ontvangen. Het college daarentegen stelde dat het beroep deels niet-ontvankelijk was, omdat [appellant] geen zienswijzen had ingediend over bepaalde onderdelen van het besluit.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat het beroep van [appellant] ontvankelijk was, omdat hij zienswijzen had ingediend met betrekking tot stankhinder. De rechtmatigheid van de vergunning uit 1982 kon echter niet ter discussie worden gesteld, aangezien deze onherroepelijk was. De Afdeling concludeerde dat het college de vergunning uit 1982 terecht als uitgangspunt had genomen voor de verlening van de revisievergunning.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 17 september 2008.

Uitspraak

200801421/1.
Datum uitspraak: 17 september 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Kampen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Kampen (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer verleend voor een schapenhouderij aan de [locatie] te [woonplaats]. Dit besluit is op 16 januari 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 februari 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 augustus 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. G. Jansen en ing. H.A. van Leeuwen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], in persoon, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling begrijpt het beroep, mede gelet op het verhandelde ter zitting, aldus dat de voor de inrichting bij besluit van 27 april 1982 krachtens de Hinderwet verleende oprichtingsvergunning volgens [appellant] ten onrechte als uitgangspunt is genomen bij de beslissing over verlening van de huidige revisievergunning. Het college had volgens hem moeten nagaan of de vergunningverlening in 1982 op juiste wijze heeft plaatsgevonden, althans de hiervoor benodigde gegevens aan hem ter beschikking moeten stellen.
2.2. Het college stelt zich op het standpunt dat het beroep deels niet-ontvankelijk is.
2.3. Uit artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht vloeit voort dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij het niet naar voren brengen van een zienswijze hem redelijkerwijs niet kan worden verweten. Bij besluiten inzake een milieuvergunning worden de beslissingen over de aanvaardbaarheid van verschillende categorieën milieugevolgen als onderdelen van een besluit in vorenbedoelde zin aangemerkt.
[appellant] heeft zienswijzen naar voren gebracht met betrekking tot onder meer stankhinder. De Afdeling begrijpt zijn betoog in beroep aldus dat dit daar eveneens betrekking op heeft. Gelet hierop bestaat er geen reden het beroep deels niet-ontvankelijk te verklaren.
2.4. De Afdeling overweegt dat de rechtmatigheid van het besluit van 27 april 1982 in deze procedure niet aan de orde kan zijn. Nu dit besluit onherroepelijk is, dient van de rechtmatigheid daarvan te worden uitgegaan. Aangezien niet gebleken is van omstandigheden op grond waarvan de vergunning uit 1982 of een gedeelte daarvan van rechtswege is komen te vervallen, heeft het college deze vergunning terecht als uitgangspunt genomen bij de beslissing over verlening van de huidige revisievergunning.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Klap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2008
315.