In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Heensehoeve B.V. beroep ingesteld tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, dat op 3 november 2006 twee lasten onder dwangsom heeft opgelegd. Deze lasten waren opgelegd omdat De Heensehoeve B.V. zonder vergunning op grond van de Wet milieubeheer een varkenshouderij dreef aan de Heensedijk 16b te De Heen. Het college heeft op 6 maart 2007 beslist op het bezwaar van De Heensehoeve B.V. tegen dit besluit, maar dit besluit werd op 5 december 2007 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd voor zover het de begunstigingstermijnen betreft. Het college werd opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen.
Op 18 december 2007 heeft het college een nieuw besluit genomen met betrekking tot de begunstigingstermijnen. Tegen dit besluit heeft De Heensehoeve B.V. op 28 januari 2008 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 22 augustus 2008 heeft De Heensehoeve B.V. haar standpunten toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat de begunstigingstermijnen ten onrechte niet werden herroepen en dat er op dat moment uitzicht op legalisatie bestond. De Heensehoeve B.V. stelde ook dat er geen overtreding meer was, aangezien de varkenshouderij niet meer in werking was.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat het college in het besluit van 18 december 2007 enkel opnieuw hoefde te beslissen over de begunstigingstermijnen. De herroeping van deze termijnen had geen rechtsgevolg, en het beroep van De Heensehoeve B.V. kon niet leiden tot vernietiging van het besluit. De Afdeling concludeerde dat het college niet gehouden was tot een verdergaande heroverweging van de opgelegde lasten onder dwangsom, en dat het beroep ongegrond was. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.