ECLI:NL:RVS:2008:BF2141

Raad van State

Datum uitspraak
18 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200803022/1 en 200803022/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening en hoger beroep inzake bouwvergunning en bestuursdwang door college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 september 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en het hoger beroep van [appellante] tegen een uitspraak van de rechtbank Almelo. Het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen had op 9 november 2006 besloten om de bouwwerkzaamheden aan een bedrijfshal stil te leggen. Dit besluit werd gevolgd door een besluit op 21 maart 2007 om verdere bouwactiviteiten onmogelijk te maken door het aanbrengen van verzegelde hekwerken rond het perceel. De rechtbank Almelo verklaarde het beroep van [appellante] tegen deze besluiten ongegrond op 18 april 2008. Hierop heeft [appellante] hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter heeft de zaak op 4 september 2008 behandeld. Tijdens de zitting zijn zowel [appellante] als het college vertegenwoordigd door hun advocaten verschenen. De voorzitter heeft overwogen dat nader onderzoek niet nodig was en dat er geen beletsel was om onmiddellijk uitspraak te doen. [appellante] betoogde dat het college ten onrechte had gesteld dat de bouwactiviteiten in strijd waren met de Woningwet. De voorzitter oordeelde dat het college terecht had gehandeld, aangezien [appellante] zonder de vereiste bouwvergunning had gebouwd. Ook het betoog van [appellante] dat het plaatsen van een trap en deuren geen vergunning vereiste, werd verworpen. De voorzitter concludeerde dat de beroepsgronden van [appellante] falen en dat het hoger beroep ongegrond is. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen.

Uitspraak

200803022/1 en 200803022/2.
Datum uitspraak: 18 september 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/765 van de rechtbank Almelo van 18 april 2008 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen (hierna: het college) aan [appellante] te kennen gegeven dat de bouwwerkzaamheden aan een bedrijfshal aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) onmiddellijk stil worden gelegd.
Op 21 maart 2007 heeft het college voorts besloten om verdere bouwactiviteiten onmogelijk te maken door bij wijze van bestuursdwang verzegelde hekwerken rond het perceel te doen aanbrengen.
Bij besluit van 3 juli 2007 heeft het college het door [appellante] tegen de besluiten van 9 november 2006 en van 21 maart 2007 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 april 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 april 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 16 mei 2008. Voorts heeft [appellante] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbenden] hebben een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 september 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.S. Fikkert, advocaat te Enschede, zijn verschenen. Voorts zijn daar [belanghebbenden], vertegenwoordigd door mr. J.P.E. Baakman, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de ontplooide bouwactiviteiten in strijd zijn met enig wettelijk voorschrift.
2.2.1. Het betoog faalt. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders. Bij besluit van 18 juli 2006 is [appellante] bouwvergunning en vrijstelling verleend voor het oprichten van een bedrijfshal op het perceel. Bij uitspraak van 7 november 2006, voor zover thans van belang, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank dat besluit geschorst.
Volgens een rapport van bevindingen van de afdeling Ruimtelijke Ordening, Milieu en Bouwzaken van de gemeente van 9 november 2006 en de daarbij behorende foto's werden op die dag bouwwerkzaamheden verricht aan de bedrijfshal. Voorts zijn volgens dat rapport inmiddels de gehele staalconstructie gerealiseerd, de buitenwanden deels aangebracht en is het dak deels met platen gedicht.
Onder die op zichzelf niet betwiste omstandigheid heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellante] in strijd met voormelde bepaling van de Woningwet heeft gehandeld. De enkele stelling van [appellante] dat zij op
9 november 2006 geen activiteiten heeft doen verrichten, waarvoor bouwvergunning is vereist, geeft geen grond voor een ander oordeel.
2.3. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het plaatsen van een trap en deuren geen activiteiten zijn, waarvoor bouwvergunning is vereist, zodat het college niet bevoegd was tot het plaatsen van verzegelde hekwerken op het perceel. De trap en de deuren zijn geplaatst ten behoeve van de installatie van een machine, voor het plaatsen waarvan een wethouder van de gemeente Haaksbergen uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, aldus [appellante].
2.3.1. Dit betoog faalt evenzeer. Volgens een rapport van bevindingen van de afdeling Ruimtelijk Ordening, Milieu en Bouwzaken van de gemeente Haaksbergen van 20 maart 2007 en de daarbij behorende foto's waren, anders dan op 9 november 2006, de leidingen afgemonteerd, de toegang tot de technische ruimtes voorzien van deuren, was voor de toegang tot deze ruimtes een stalen trap aangebracht, waren elementen aan de bouwconstructie geplaatst en was in het dak een sparing aangebracht.
Onder deze op zichzelf niet bestreden omstandigheden heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellante] in strijd met dezelfde bepaling van de Woningwet zonder bouwvergunning heeft gebouwd. Weliswaar is [appellante] kennelijk toestemming verleend voor het plaatsen van een machine, maar het college heeft de volgens voormeld rapport verrichtte bouwactiviteiten terecht niet als zodanig aangemerkt.
2.4. De conclusie is dat de beroepsgronden falen. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Soede
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2008
270-476.