ECLI:NL:RVS:2008:BF7206

Raad van State

Datum uitspraak
2 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805092/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • J. Willems
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen ontruimingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Maarssen

Op 2 oktober 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, gevestigd te [plaats], een voorlopige voorziening vroegen tegen een ontruimingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Maarssen. Dit besluit, genomen op 25 juni 2007, verplichtte verzoekers om unit 51 op het perceel [locatie] vóór 1 augustus 2007 geheel te ontruimen en ontruimd te houden van kantoor- en bedrijfsactiviteiten. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 23 oktober 2007. De rechtbank Utrecht heeft op 13 mei 2008 het beroep van verzoekers tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

Verzoekers hebben op 30 juni 2008 hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 18 september 2008 ter zitting behandeld, waarbij verzoekers vertegenwoordigd waren door ir. R. Westenberg, M.H. van Ieperenburg en T.J.L.G. van den Heuvel. Het college werd vertegenwoordigd door C.C. Munneke en mr. D. Goris, ambtenaren van de gemeente Maarssen.

De voorzitter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen. Dit oordeel is voorlopig en niet bindend in de bodemprocedure. De voorzitter overwoog dat er geen spoedeisend belang bestond bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien het college de dwangsommen had opgeschort totdat op het verzoek was beslist. Ook was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 oktober 2008.

Uitspraak

200805092/2.
Datum uitspraak: 2 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/3644 van de rechtbank Utrecht van 13 mei 2008 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Maarssen.
1. Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 25 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maarssen (hierna: het college) [verzoekers] onder oplegging van dwangsommen gelast unit 51 op het perceel [locatie] te [plaats] vóór 1 augustus 2007 geheel te (laten) ontruimen en ontruimd te houden van kantoor- en bedrijfsactiviteiten.
Bij besluit van 23 oktober 2007 heeft het college het door verzoekers tegen deze besluiten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 mei 2008, verzonden op 21 mei 2008, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het door verzoekers daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2008, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 juli 2008, hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 september 2008, waar verzoekers, vertegenwoordigd door ir. R. Westenberg, gemachtigde, vergezeld van M.H. van Ieperenburg en T.J.L.G. van den Heuvel zijn verschenen. Het college heeft zich doen vertegenwoordigen door C.C. Munneke en mr. D. Goris, ambtenaren van de gemeente Maarssen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 39, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, voor zover thans van belang, kan de voorzitter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.3. Het college heeft bij besluit van 13 november 2007, onder wijziging van zijn besluit van 23 oktober 2007 en herroeping in zoverre van zijn besluiten van 25 juni 2007, de begunstigingstermijnen verlengd tot zes weken na verzending van eerstgenoemd besluit. Bij besluit van 27 december 2007 heeft het college de begunstigingstermijnen verlengd totdat op het beroep is beslist. Bij brief van 7 juli 2008 heeft het college de voorzitter bericht dat de termijn waarin nog dwangsommen worden verbeurd wordt opgeschort totdat op het verzoek is beslist. Ter zitting is namens het college gesteld dat het deze termijn verder opschort totdat op het hoger beroep is beslist. Dit in aanmerking nemende bestaat geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Die spoedeisendheid bestaat ook niet ten aanzien van reeds verbeurde dwangsommen. Het verzoek moet derhalve worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
De voorzitter is verhinderd w.g. Willems
de uitspraak te ondertekenen. ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2008
412.