ECLI:NL:RVS:2008:BF8956

Raad van State

Datum uitspraak
15 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800516/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van handhaving van bestemmingsplan en gebruik van agrarische bebouwing voor commerciële opslag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Montferland. Het college had op 21 november 2006 een dwangsom opgelegd aan de appellant om veranderingen aan bedrijfsgebouwen te verwijderen en de commerciële verhuur van opslagruimte te beëindigen. De appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen verklaarde het beroep van de appellant gegrond en vernietigde het besluit van het college. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld en zich gericht op de vraag of het college bevoegd was om handhavend op te treden tegen het gebruik van de vrijgekomen agrarische bebouwing. De appellant betoogde dat het gebruik van de bebouwing in overeenstemming was met de bestemming 'Agrarisch gebied', maar de Raad van State oordeelde dat het gebruik voor commerciële opslag in strijd was met deze bestemming. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter, waarbij werd vastgesteld dat de opslag niet plaatsvond ten behoeve van de agrarische bestemming, maar voor commerciële verhuur van opslagboxen.

De Raad van State concludeerde dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat het gebruik van de vrijgekomen agrarische bebouwing voor commerciële opslag in strijd was met het bestemmingsplan. Het hoger beroep van de appellant werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200800516/1.
Datum uitspraak: 15 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/1952 en 07/1953 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen van 5 december 2007 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Montferland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 november 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Montferland (hierna: het college) appellant onder oplegging van een dwangsom gelast om de aangebrachte veranderingen aan bedrijfsgebouwen, door het opnieuw indelen van vrijgekomen bebouwing voor opslag, stalling, kantine, kantoor, werkplaats en het aanbrengen van nieuwe toegangsdeuren op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) te verwijderen en de commerciële verhuur van opslagruimte op het perceel te beëindigen en beëindigd te houden.
Bij besluit van 23 oktober 2007 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 december 2007, verzonden op 12 december 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 23 oktober 2007 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 14 februari 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2008, waar [appellant], bijgestaan door mr. F.W. van Dijk, advocaat te Wageningen, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Broekman en R.W. Kuster, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In hoger beroep is [appellant] alleen opgekomen tegen de aangevallen uitspraak voor zover de voorzieningenrechter daarbij heeft overwogen dat het college bevoegd is handhavend op te treden tegen het gebruik van de vrijgekomen agrarische bebouwing, omdat dit gebruik in strijd is met de bestemming.
2.2. Anders dan [appellant] betoogt, bevat de aangevallen uitspraak een op zichzelf staand oordeel over het met de bestemming strijdige gebruik. Alleen voor de motivering van dat oordeel heeft de voorzieningenrechter verwezen naar zijn eerdere uitspraak van 8 november 2007 in zaak nr. 07/9. Niet valt in te zien dat de voorzieningenrechter zijn oordeel door deze verwijzing onjuist heeft gemotiveerd.
2.3. [appellant] betoogt dat uit artikel 4, tweede lid, aanhef en onder a, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" (hierna: het bestemmingsplan) volgt, dat de aard en de omvang van de opslag in overeenstemming zijn met de bestemming.
2.3.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Agrarisch gebied".
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de planvoorschriften, is het verboden de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bebouwing te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met het in het plan bepaalde.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, wordt onder verboden gebruik in ieder geval verstaan een gebruik van de gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik, met dien verstande dat een gebruik van vrijkomende agrarische bebouwing voor uitsluitend opslag is toegestaan.
2.3.2. Artikel 4, tweede lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften biedt geen grond voor de daaraan door [appellant] gegeven uitleg dat het gebruik van vrijkomende agrarische bebouwing ook naar zijn aard onbeperkt is. Naar het oordeel van de Afdeling ziet de mogelijkheid om vrijkomende agrarische bebouwing voor uitsluitend opslag te gebruiken slechts op een uitbreiding in de omvang daarvan. Dit betekent dat met het artikel niet is beoogd om elke vorm van opslag toe te staan. De door [appellant] gegeven uitleg zou ertoe leiden dat ook vormen van opslag in vrijkomende agrarische bebouwing zijn toegestaan die niet in overeenstemming zijn met de bestemming "Agrarisch gebied", hetgeen niet overeenkomt met de kennelijk beperkte strekking van het voorschrift.
Nu uit tot de stukken behorende foto's en ter zitting is gebleken dat de opslag in de vrijgekomen agrarische bebouwing niet plaatsvindt ten behoeve van de bestemming "Agrarisch gebied", maar ten behoeve van de commerciële verhuur van boxen voor particuliere opslag, heeft de voorzieningenrechter dan ook terecht geoordeeld dat het gebruik van vrijgekomen agrarische gebouwen voor opslag, anders dan ten behoeve van de bestemming "Agrarisch gebied" in strijd is met die bestemming. Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Oudenaller
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2008
179-560.