ECLI:NL:RVS:2008:BG1134

Raad van State

Datum uitspraak
16 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200806392/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • M.P.J.M. van Grinsven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in geschil over vergunning voor nertsenhouderij

Op 24 juni 2008 verleende het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal een vergunning aan [verzoekster] voor een nertsenhouderij, gelegen aan [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 11 juli 2008 ter inzage gelegd. Tegen deze vergunning heeft [verzoekster] op 20 augustus 2008 beroep ingesteld bij de Raad van State, en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, J.M. Boll, heeft het verzoek op 13 oktober 2008 behandeld.

In de overwegingen werd gesteld dat het vergunningvoorschrift 3.1.15 onjuist was geformuleerd. Dit voorschrift verbood het pelzen van nertsen, maar door de formulering werd ook het pelzen van de eigen nertsen verboden, wat niet de bedoeling was. Het college erkende deze onjuistheid. De voorzitter oordeelde dat het besluit in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel en besloot een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het college opgedragen om het voorschrift te herformuleren, zodat het duidelijker werd dat alleen nertsen die binnen de inrichting zijn gehouden, gepelsd mogen worden. Daarnaast werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [verzoekster] tot een bedrag van € 675,48, en het griffierecht van € 288,00. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 oktober 2008.

Uitspraak

200806392/2.
Datum uitspraak: 16 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal (hierna: het college) aan [verzoekster] een vergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een nertsenhouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 11 juli 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 augustus 2008, beroep ingesteld. Bij afzonderlijke brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 augustus 2008, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 oktober 2008, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoekster] voert aan dat vergunningvoorschrift 3.1.15 onjuist is geformuleerd. Als gevolg van de onjuiste formulering behelst het voorschrift volgens haar in plaats van een verbod op het pelzen van nertsen van buiten de inrichting een verbod op het pelzen van de eigen nertsen.
2.3. In voorschrift 3.1.15 is bepaald dat in de inrichting alleen geen dieren die binnen de inrichting zijn gehouden mogen worden gepelsd. Met het voorschrift is beoogd het in de inrichting pelzen van nertsen van buiten de inrichting te verbieden. Door het opnemen van het woord "geen" in het voorschrift wordt echter het pelzen van de eigen nertsen verboden. De formulering van het voorschrift is in zoverre onjuist, hetgeen door het college ook is erkend. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met het algemene rechtsbeginsel dat een besluit zorgvuldig dient te worden genomen.
2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. treft de voorlopige voorziening dat het bij het besluit van het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal van 24 juni 2008 gestelde voorschrift 3.1.15 als volgt komt te luiden: "In de inrichting mogen alleen dieren die binnen de inrichting zijn gehouden worden gepelsd.";
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 675,48 (zegge: zeshonderdvijfenzeventig euro en achtenveertig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente West Maas en Waal aan [verzoekster] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente West Maas en Waal aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van Grinsven
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2008
462.