ECLI:NL:RVS:2008:BG1151

Raad van State

Datum uitspraak
22 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800565/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • W. Konijnenbelt
  • D. Roemers
  • W. van Hardeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake vergunning voor kampeerterrein

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 oktober 2008 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak. Het verzoeker, wonend te [woonplaats], had de Afdeling verzocht om de uitspraak van 24 januari 2007 in zaak nr. 200609127/2 te herzien. Deze eerdere uitspraak had een verzoek van verzoeker om herziening van een eerdere vergunning voor het houden van een kampeerterrein afgewezen. Verzoeker stelde dat hij pas na een brief van het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk op 8 januari 2008 op de hoogte was geraakt van het feit dat er geen vergunning was aangevraagd of verleend voor de in- en uitrit op het kampeerterrein.

De Afdeling heeft het verzoek op 6 oktober 2008 ter zitting behandeld, waarbij verzoeker in persoon aanwezig was en het college vertegenwoordigd werd door mr. R. Lever, advocaat te Leiden. De Afdeling overwoog dat op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht een onherroepelijke uitspraak kan worden herzien op verzoek van een partij, indien er feiten of omstandigheden zijn die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.

De Afdeling concludeerde dat de door verzoeker gestelde omstandigheid, namelijk het ontbreken van een vergunning voor de in- en uitrit, niet relevant was voor de eerdere uitspraak. De bestaande in- en uitrit speelde weliswaar een rol, maar was niet doorslaggevend voor de verlening van de vergunning. Daarom werd het verzoek tot herziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200800565/1.
Datum uitspraak: 22 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 24 januari 2007 in zaak nr. 200609127/2.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 24 januari 2007 in zaak nr. 200609127/2 heeft de Afdeling een verzoek van [verzoeker] om de uitspraak van de Afdeling van 29 november 2006 in zaak nr.
200605037/1te herzien, afgewezen. De eerst vermelde uitspraak is aangehecht.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2008, heeft [verzoeker] de Afdeling verzocht de uitspraak van 24 januari 2007 te herzien.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 oktober 2008, waar [verzoeker] in persoon en het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk (hierna: het college), vertegenwoordigd door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in verbinding met artikel 39, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, kan de Afdeling een onherroepelijk geworden uitspraak op verzoek van een partij herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. Aan zijn verzoek heeft [verzoeker] ten grondslag gelegd dat hij eerst naar aanleiding van een brief van het college van 8 januari 2008 op de hoogte is geraakt van het feit dat geen vergunning is aangevraagd of verleend voor het hebben van een in- en uitrit op het kampeerterrein aan de [locatie] te [plaats].
De uitspraak van de Afdeling van 29 november 2006 betrof de verlening van een vergunning voor het houden van een kampeerterrein in de zin van de destijds geldende Wet op de openluchtrecreatie. Bij de vraag, welke eisen daarbij aan de randbeplanting moesten worden gesteld, speelde de bestaande in- en uitrit van het kampeerterrein weliswaar een rol, maar of voor het hebben daarvan een uitwegvergunning was verleend, was daarbij niet doorslaggevend. Derhalve zou de door [verzoeker] gestelde omstandigheid, indien deze bij de Afdeling bekend zou zijn geweest, niet hebben kunnen leiden tot een andere uitspraak dan die de Afdeling op 24 januari 2007 heeft gedaan.
2.3. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. D. Roemers, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Hardeveld
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2008
312-582.