Uitspraak
200703199/1.
Raad van State
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Lemsterland om een lichte bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een dakkapel op zijn woning. Het college heeft op 29 mei 2006 besloten om de vergunning te weigeren, waarna [appellant] bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd op 31 oktober 2006 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft [appellant] beroep ingesteld bij de rechtbank Leeuwarden, die op 27 november 2007 de uitspraak van het college heeft bevestigd. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 9 januari 2008 is ingekomen.
De Raad van State heeft de zaak behandeld op 3 september 2008, waarbij zowel [appellant] als het college vertegenwoordigd waren. [appellant] voerde aan dat hij pas op 3 mei 2007 op de hoogte was gesteld van het besluit van 31 oktober 2006, maar de Raad oordeelde dat deze omstandigheid de rechtmatigheid van het besluit niet aantast. Daarnaast heeft [appellant] betoogd dat de toetsing van het bouwplan aan de welstandseisen niet correct was uitgevoerd. Hij stelde dat de toetsing beperkt had moeten blijven tot de sneltoetscriteria van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb).
De Raad van State oordeelde dat, indien advies wordt gevraagd aan de welstandscommissie, het bouwplan moet worden getoetst aan de criteria in de welstandnota. Aangezien het bouwwerk niet voldeed aan de sneltoetscriteria, was de welstandscommissie gerechtigd om het bouwwerk aan de algemene welstandscriteria te toetsen. De Raad van State bevestigde de motivering van het besluit van het college en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.