ECLI:NL:RVS:2008:BG1829

Raad van State

Datum uitspraak
29 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200802504/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaarschrift inzake peiljaarverlegging door de raad voor rechtsbijstand Den Haag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 februari 2008, waarin het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaarschrift door de raad voor rechtsbijstand Den Haag werd afgewezen. Het bezwaarschrift was ingediend tegen een besluit van de raad van 8 december 2006, waarin het verzoek om peiljaarverlegging werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift te laat was ingediend en verklaarde het beroep ongegrond.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 17 oktober 2008, waarbij [appellant] in persoon aanwezig was. De Afdeling bestuursrechtspraak overwoog dat ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bezwaarschrift niet-ontvankelijk kan worden verklaard, maar dat dit achterwege kan blijven als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In dit geval was het bezwaarschrift van [appellant] echter te laat ingediend, en de door hem aangevoerde omstandigheden, zoals ziekte en overbelasting, werden niet als voldoende geacht om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen.

De Raad van State bevestigde het oordeel van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 oktober 2008, waarbij de beslissing werd genomen in naam der Koningin.

Uitspraak

200802504/1.
Datum uitspraak: 29 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/5506 van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 februari 2008 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad voor rechtsbijstand Den Haag.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 december 2006 heeft de raad voor rechtsbijstand Den Haag (hierna: de raad) een verzoek van [appellant] om peiljaarverlegging afgewezen.
Bij besluit van 21 juni 2007 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 26 februari 2008, verzonden op 29 februari 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 april 2008, hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2008, waar [appellant], in persoon, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht
(hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ontvangen indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bij verzending per post een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. Niet in geding is dat het bezwaarschrift van [appellant] tegen het besluit van 8 december 2006 te laat is ingediend.
2.3. De Afdeling ziet geen grond voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank wat betreft de verschoonbaarheid van deze termijnoverschrijding. De door [appellant] aangevoerde omstandigheden, ziekte en overbelasting, zijn niet zodanig dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2008
312.