ECLI:NL:RVS:2008:BG3345
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- P.J.J. van Buuren
- R. Kegge
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Blaricum dorp
Op 24 juni 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland besloten over de goedkeuring van het bestemmingsplan "Blaricum dorp", vastgesteld door de raad van de gemeente Blaricum op 20 december 2007. Tegen dit besluit heeft een verzoeker op 1 augustus 2008 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 13 oktober 2008 ter zitting behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.J. Kouwenberg, en het college werd vertegenwoordigd door mr. D. Westerwal. De raad was ook aanwezig, vertegenwoordigd door drs. K.I. de Graaf.
De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoeker stelde dat zijn perceel, kadastraal bekend gemeente Blaricum, sectie […], nummer […], binnen de grens van het bestemmingsplan had moeten worden opgenomen en dat het de bestemming "Wonen" had moeten krijgen. Hij voerde aan dat het college van burgemeester en wethouders had toegezegd dat deze bestemming zou worden toegekend en dat er sprake was van strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat andere percelen wel de bestemming "Wonen" hadden gekregen.
De voorzitter concludeerde dat de raad het uitgangspunt had gehanteerd dat de begrenzing van het plan moest aansluiten bij de rode contour van het streekplan. Het perceel van de verzoeker ligt buiten deze contour, terwijl de andere percelen binnen de contour zijn gelegen. De voorzitter oordeelde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat de vastgestelde planbegrenzing niet in strijd was met een goede ruimtelijke ordening. De toezegging van het college van burgemeester en wethouders leidde niet tot een ander oordeel, aangezien de raad niet gebonden is aan dergelijke toezeggingen.
Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken op 27 oktober 2008.