200800780/1.
Datum uitspraak: 5 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Uden,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/410 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 17 december 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Uden.
Bij besluit van 31 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Uden (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een loods aan de [locatie] te [plaats], gemeente Uden (hierna: het perceel).
Bij besluit van 7 november 2006 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover de aanvraag om bouwvergunning niet mede als een verzoek om vrijstelling is aangemerkt, de vrijstelling geweigerd en voor het overige het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 december 2007, verzonden op 19 december 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 januari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 25 februari 2008.
[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2008, waar [appellant], bijgestaan door mr. K.T.E. Huisman, advocaat te 's-Hertogenbosch, en het college, vertegenwoordigd door mr. E. Brandwijk, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied" (1e partiële herziening) (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Militaire doeleinden, tevens bossen (MD-LBO)".
Ingevolge artikel 39, lid A, van de planvoorschriften zijn de op de kaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor militaire doeleinden, te weten een luchtmachtbasis, met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, alsmede voor het behoud en versterking van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen zijnde natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden van bossen.
Ingevolge artikel 39, lid B I, voor zover thans van belang, mogen op de in lid A bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming worden gebouwd.
Ingevolge artikel 39, lid C II, is het verboden bouwwerken anders te gebruiken dan ten dienste van de in deze voorschriften aan de bijbehorende gronden gegeven bestemming.
Ingevolge artikel 39, lid C III, voor zover thans van belang, verlenen burgemeester en wethouders vrijstelling van het bepaalde in lid C II, indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meeste doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Ingevolge artikel 56, lid A, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften mogen bouwwerken, welke op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn, dan wel na dat tijdstip nog gebouwd kunnen worden krachtens een reeds verleende of nog te verlenen bouwvergunning, waarvan de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, en welke afwijken van het plan, behoudens onteigening overeenkomstig de wet gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits bestaande afwijkingen naar de aard en afmetingen worden verkleind.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college bouwvergunning had moeten verlenen, omdat de inmiddels gerealiseerde loods niet in strijd is met het bestemmingsplan, nu op de loods het overgangsrecht van het bestemmingsplan van toepassing is.
2.2.1. Dit betoog faalt. Niet in geschil is dat de oorspronkelijke loods na het in ontwerp ter visie leggen van het bestemmingsplan geheel is afgebroken en opnieuw is gebouwd. Nu sprake is van een gehele vernieuwing van de loods heeft de rechtbank terecht overwogen dat de bouwvergunning niet op grond van artikel 56, lid A, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften kon worden verleend, reeds omdat die bepaling alleen een gedeeltelijke vernieuwing of verandering toestaat.
2.3. Het beroep van [appellant] op de in artikel 39, lid C II, van de planvoorschriften neergelegde zogenoemde toverformule faalt, reeds omdat die bepaling slechts voorziet in de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan en niet van de bouwvoorschriften, waar het in deze procedure om gaat.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren vrijstelling ingevolge artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te verlenen.
2.4.1. Dit betoog faalt. Het college heeft geweigerd vrijstelling te verlenen, omdat het bouwplan in strijd is met het in oktober 2007 vastgestelde nieuwe bestemmingsplan "Buitengebied" op grond waarvan het perceel de bestemming "Bos" heeft gekregen, waarop bebouwing niet is toegestaan. Het college wenst vast te houden aan dit recente in een bestemmingsplan neergelegde planologische beleid. Gelet hierop en in aanmerking nemende dat het college bij de beslissing op een verzoek om vrijstelling een grote mate van beleidsvrijheid heeft zodat de rechter een dergelijke beslissing terughoudend dient te toetsen, is de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat het college in redelijkheid de gevraagde vrijstelling heeft kunnen weigeren. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor een ander oordeel.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2008