ECLI:NL:RVS:2008:BG4059

Raad van State

Datum uitspraak
7 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200806915/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake wijziging veehouderij door college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende

Op 7 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende een verklaring afgegeven met betrekking tot een verandering van een veehouderij. Dit besluit leidde tot bezwaar van de verzoekers, die op 11 september 2008 de voorzitter van de Raad van State verzochten om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 23 oktober 2008 ter zitting behandeld, maar partijen zijn niet verschenen. De verandering betreft de bouw van een loods voor machineberging met hemelwateropvang. Het college stelde dat er geen spoedeisend belang was bij het verzoek, omdat de drijver van de inrichting zelf had verzocht om de gevolgen van de verklaring ongedaan te maken. De verzoekers betoogden echter dat er wel spoedeisend belang was, omdat bij inwerkingtreding van het besluit een bouwvergunning verleend kon worden, wat de aanhoudingsplicht van artikel 52 van de Woningwet zou beëindigen.

De voorzitter concludeerde dat het college voornemens was de gevolgen van de verklaring ongedaan te maken en dat het aannemelijk was dat de aangevraagde bouwvergunning niet gebruikt zou worden. Daarom was er volgens de voorzitter geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 7 november 2008.

Uitspraak

200806915/1.
Datum uitspraak: 7 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende (hierna: het college) een verklaring als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, onder c, van de Wet milieubeheer met betrekking tot een verandering van een veehouderij aan de [locatie] te [plaats] gegeven.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 september 2008, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoekers] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 oktober 2008. Partijen zijn niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De verandering van de inrichting ziet op het bouwen van een loods voor machineberging met hemelwateropvang.
Het college stelt zich op het standpunt dat met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening geen spoedeisend belang is gediend, omdat de drijver van de inrichting heeft verzocht de gevolgen van de door het college gegeven verklaring ongedaan te maken.
[verzoekers] stellen dat met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wel spoedeisend belang is gemoeid. In dat kader voeren zij aan dat bij inwerkingtreding van het bestreden besluit de bouwvergunning kan worden verleend, omdat in dat geval de aanhoudingsplicht van artikel 52 van de Woningwet eindigt.
2.2. Vast staat dat het college voornemens is de gevolgen van de door het college gegeven verklaring ongedaan te maken. Nu de drijver van de inrichting tevens zelf om ongedaanmaking heeft verzocht, acht de voorzitter het voldoende aannemelijk dat niet van de aangevraagde bouwvergunning, zo die al zou worden verleend, gebruik zal worden gemaakt. In zoverre bestaat er naar het oordeel van de voorzitter geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van het bestreden besluit.
2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van der Zijpp
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2008
262-570.