ECLI:NL:RVS:2008:BG4063

Raad van State

Datum uitspraak
12 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200802920/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • P.M.M. de Leeuw-van Zanten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen uitspraak huurcommissie

In deze zaak heeft de Raad van State op 12 november 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een klacht van [appellant] over de handelwijze van de huurcommissie Amsterdam, die op 3 oktober 2007 aan [appellant] meedeelde dat zijn klacht ongegrond was. De huurcommissie verklaarde op 20 december 2007 het bezwaar van [appellant] tegen deze beslissing eveneens ongegrond. De rechtbank Amsterdam verklaarde zich op 3 maart 2008 onbevoegd om van het beroep van [appellant] kennis te nemen, en deze beslissing werd op 14 april 2008 in verzet ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, maar de Raad oordeelde dat er geen hoger beroep mogelijk was tegen de uitspraak van de rechtbank, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad van State concludeerde dat er geen evidente schending van fundamentele rechtsbeginselen was en verklaarde zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De beslissing werd genomen in naam der Koningin, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200802920/1.
Datum uitspraak: 12 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/4155 van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2008 op het verzet van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank van 3 maart 2008 in het geding tussen:
[appellant]
en
de voorzitter van de huurcommissie Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij brief van 3 oktober 2007 heeft de huurcommissie Amsterdam (hierna: de huurcommissie) [appellant] meegedeeld dat zijn klacht over de handelwijze van de huurcommissie en een van haar medewerkers ongegrond is.
Bij besluit van 20 december 2007 heeft de huurcommissie het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 maart 2008, verzonden op 6 maart 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) zich, met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), onbevoegd verklaard van het beroep van [appellant] kennis te nemen.
Bij uitspraak van 14 april 2008, verzonden op 16 april 2008, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen gedane verzet ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 april 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 3 juli 2008.
De huurcommissie heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2008, waar [appellant], in persoon, en de huurcommissie, vertegenwoordigd door haar [voorzitter] en mr. J.C.A. Stevens, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De aangevallen uitspraak is een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, onder b, van de Awb. Hiertegen kan, gelet op artikel 37, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet op de Raad van State, geen hoger beroep worden ingesteld. Daarop kan een uitzondering worden gemaakt indien beginselen van goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk proces waarborgen evident worden geschonden.
2.2. Het betoog van [appellant] dat zich een dergelijke schending heeft voorgedaan, omdat de rechtbank niet bevoegd was een uitspraak te doen, nu door toedoen van de betrokken bestuursrechter geen griffierecht is geheven, faalt. Ook hetgeen [appellant] overigens naar voren heeft gebracht, is niet van dien aard dat op grond daarvan geoordeeld zou moeten worden dat sprake is van evidente schending van beginselen van een goede procesorde dan wel fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk proces waarborgen.
De bezwaren van [appellant] tegen de gronden waarop de verzetsrechter tot de ongegrondheid van het verzet heeft geconcludeerd, vallen buiten de toets die de Afdeling in het kader van het hoger beroep mag verrichten.
2.3. De Afdeling is onbevoegd kennis te nemen van het hoger beroep gericht tegen de uitspraak van de rechtbank van 14 april 2008.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2008
97-497.