200801982/1.
Datum uitspraak: 12 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Apotheek Galilea-Zuid B.V., gevestigd te Dordrecht,
appellante,
tegen de uitspraak in zaken nrs. 06/1343, 06/1365 en 06/1366 van de rechtbank Dordrecht van 25 januari 2008 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Apotheek Galilea-Zuid B.V.
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht.
Bij besluit van 6 april 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht (hierna: het college) aan [vergunninghouder] ontheffing en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een gezondheidscentrum op het perceel [locatie] te Dordrecht (hierna: het perceel).
Bij besluit van 28 september 2006 heeft het college het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Apotheek Galilea-Zuid B.V. (hierna: Apotheek Galilea-Zuid) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, met dien verstande dat alsnog vrijstelling is verleend en dat zowel deze als de ontheffing en bouwvergunning zijn verleend aan Probijster Beheer B.V. (hierna: Probijster Beheer).
Bij besluit van 11 mei 2007 heeft het college aan Probijster Beheer een gewijzigde bouwvergunning verleend voor het bouwen van het gezondheidscentrum.
Bij uitspraak van 25 januari 2008, verzonden op 8 februari 2008, heeft de rechtbank Dordrecht (hierna: de rechtbank) de door Apotheek Galilea-Zuid tegen de besluiten van 28 september 2006 en 11 mei 2007 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Apotheek Galilea-Zuid bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 maart 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Probijster Beheer heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Apotheek Galilea-Zuid heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2008, waar Apotheek Galilea-Zuid, vertegenwoordigd door mr. P.G. Gilhuis, advocaat te Dordrecht, en [eigenaren] van Apotheek Galilea-Zuid, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.C.M. van Meer-Dijksman, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting Probijster Beheer en Woningstichting Progrez, vertegenwoordigd door mr. M. van Geilswijk, advocaat te Rotterdam, als partij gehoord.
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Sterrenburg I en II" (hierna: het bestemmingsplan), voor zover thans van belang, rust op het perceel de bestemming "Maatschappelijke doeleinden".
Ingevolge artikel 1, onder 17, van de voorschriften van het bestemmingsplan (hierna: de planvoorschriften) wordt onder "vrij beroep" verstaan een beroep uitgeoefend op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
Ingevolge artikel 1, onder 21, wordt onder "maatschappelijke doeleinden" verstaan het openbaar bestuur, het onderwijs, het verenigingsleven, de godsdienstuitoefening en medisch-, sociale en culturele instellingen.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, zijn de gronden met de bestemming "maatschappelijke doeleinden" bestemd voor maatschappelijke doeleinden.
Ingevolge artikel 2.5.30, eerste lid, van de Bouwverordening gemeente Dordrecht 2003 (hierna: de Bouwverordening) moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
Ingevolge het vierde lid, aanhef en onder b, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Ingevolge artikel 5.1.2, eerste lid, moet, indien de toegang van een gebouw meer dan 40 meter is verwijderd van een openbare weg, een verbindingsweg tussen die toegang en het openbare wegennet aanwezig zijn die geschikt is voor verhuisauto's, vuilnisauto's, ziekenauto's, brandweerauto's en het overige te verwachten verkeer, tenzij de aard, de ligging en het gebruik van het gebouw zulks niet vereisen.
2.2. Het bouwplan voorziet in een gezondheidscentrum met ruimten voor huisartsen, fysiotherapie en een apotheek.
2.3. Apotheek Galilea-Zuid betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het gezondheidscentrum moet worden aangemerkt als een medisch-sociale instelling als bedoeld in artikel 1, onder 21, van de planvoorschriften. Daartoe voert zij onder meer aan dat van een instelling geen sprake is, nu het centrum louter een bouwkundige paraplu vormt van een drietal zelfstandig opererende vrije beroepsbeoefenaren, namelijk een arts, een fysiotherapeut en een apotheker.
2.3.1. Voorop wordt gesteld dat artikel 1, onder 21, van de planvoorschriften, gelet op de komma achter "medisch-" in die bepaling en op de toelichting bij het bestemmingsplan, waarin wordt vermeld dat de bestemming "maatschappelijke doeleinden" medische voorzieningen toelaat, zo moet worden gelezen dat onder "maatschappelijke doeleinden" niet enkel medisch-sociale instellingen moeten worden verstaan maar ook medische instellingen.
Probijster Beheer B.V. heeft uiteengezet dat de partijen die participeren in het gezondheidscentrum, te weten een apotheek, vijf huisartsen en een fysiotherapeut, ervoor hebben gekozen te gaan samenwerken in een zogenaamde AHOED (Apotheek En Huisartsen Onder Eén Dak). Mede gelet op de toelichting bij het bestemmingsplan, waaruit volgt dat het begrip "maatschappelijke doeleinden" ruim dient te worden uitgelegd, moet worden geconcludeerd dat het aldus gevormde samenwerkingsverband past onder het begrip "medische instelling" als bedoeld in artikel 1, onder 21, van de planvoorschriften. De verwijzing door Apotheek Galilea-Zuid naar uitspraken waarin een andere uitleg aan het begrip "instelling" wordt gegeven, maakt dat niet anders, reeds omdat die uitspraken betrekking hadden op de uitleg van andere wettelijke regelingen dan het bestemmingsplan. Hetgeen Apotheek Galilea-Zuid naar voren brengt omtrent artikel 6 van de planvoorschriften, leidt evenmin tot een ander oordeel. Dat artikel ziet slechts op de bestemming "Woondoeleinden". Ook de stelling dat een of meer van de beoogde activiteiten in het gezondheidscentrum zelfstandig bezien kunnen worden aangemerkt als de uitoefening van een vrij beroep als bedoeld in artikel 1, onder 17, van de planvoorschriften biedt geen aanleiding voor de door Apotheek Galilea-Zuid voorgestane beperkte uitleg van het begrip "medische instelling" als bedoeld in artikel 1, onder 21, van de planvoorschriften. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het bouwplan niet in strijd is met de bestemming "maatschappelijke doeleinden".
2.4. Apotheek Galilea-Zuid betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte niet nader heeft onderzocht of wordt voldaan aan de Wet geluidhinder en derhalve niet duidelijk is of een gezondheidscentrum ter plaatse is toegestaan.
2.4.1. Hetgeen Apotheek Galilea-Zuid in dit verband over geluidhinder naar voren heeft gebracht, kan alleen een rol spelen in het kader van de beoordeling van de belangenafweging die het college heeft gemaakt bij het besluit tot verlening van vrijstelling met toepassing van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, van de planvoorschriften. De toelaatbaarheid van een gezondheidscentrum ter plaatse is bij de vaststelling van de bestemming "maatschappelijke doeleinden" al bepaald.
De vrijstelling is uitsluitend verleend ten behoeve van de overschrijding door enkele lichtkappen van de maximaal toegestane bouwhoogte met 45 cm. Het pand voldoet voor het overige met een hoogte van 4,075 m in ruime mate aan de maximale bouwhoogte van 5 m. Niet valt in te zien dat door deze beperkte overschrijding wat betreft geluidhinder een onaanvaardbare situatie zal ontstaan. De rechtbank heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het college op dit punt aanvullend onderzoek had moeten verrichten.
2.5. Apotheek Galilea-Zuid betoogt verder tevergeefs dat de rechtbank niet heeft onderkend dat onduidelijk is of het bouwplan voldoet aan de artikelen 3.1 en 3.2 van het Bouwbesluit 2003 (hierna: het Bouwbesluit). Er bestaat geen grond voor het oordeel dat het college er op basis van de aanvraag en de daarbij behorende stukken ten onrechte vanuit is gegaan dat kan worden voldaan aan de in voornoemde artikelen neergelegde normen voor de bescherming van geluid van buiten. Nu het voorts krachtens artikel 40a, tweede lid, van de Woningwet, gelezen in verbinding met artikel 4, tweede lid, van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning bij het verlenen van de bouwvergunning heeft voorgeschreven dat uiterlijk drie weken voor aanvang van de desbetreffende werkzaamheden bouwfysische gegevens dienen te worden overgelegd over ondermeer de geluidwering, heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet zich voordoet.
2.6. Hetgeen Apotheek Galilea-Zuid voor het overige betoogt omtrent het Bouwbesluit, brengt zij voor het eerst in hoger beroep naar voren. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, er geen reden is waarom Apotheek Galilea-Zuid deze beroepsgrond niet reeds bij de rechtbank had kunnen aanvoeren en zij dit, gelet op de functie van het hoger beroep, had behoren te doen, dient deze beroepsgrond buiten beschouwing te blijven.
2.7. Apotheek Galilea-Zuid betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid krachtens artikel 2.5.30, vierde lid, van de Bouwverordening ontheffing heeft kunnen verlenen. Volgens haar wordt niet voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
2.7.1. Het college heeft bij de beoordeling of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid aansluiting gezocht bij de normen uit de "Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV 2004)" van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek. Het heeft zich op het standpunt gesteld dat volgens de minimumnorm uit die aanbevelingen moet worden voorzien in 35,5 parkeerplaatsen en volgens de maximumnorm in 49.
Het bouwplan voorziet in 44 parkeerplaatsen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat, nu dat aantal ruim boven voornoemde minimumnorm ligt, ook indien de voorziene ruimte voor een huisarts in opleiding als zelfstandige behandelkamer moet worden meegeteld, het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. De enkele stelling van Apotheek Galilea-Zuid dat het gezondheidscentrum veel bezoekers zal aantrekken en het minder goed bereikbaar is met het openbaar vervoer, wat door het college wordt bestreden, biedt geen grond voor het oordeel dat het college de maximumnorm had moeten hanteren. Ook overigens bestaat daarvoor geen grond. De rechtbank heeft voorts met juistheid overwogen dat de aanleg van de parkeerplaatsen op het terrein van het naastgelegen FNV-terrein op voldoende wijze is gewaarborgd door de notariële akte van 20 april 2007. Zij heeft dan ook terecht geconcludeerd dat het college in redelijkheid krachtens artikel 2.5.30, vierde lid, van de Bouwverordening ontheffing heeft kunnen verlenen.
2.8. Apotheek Galilea-Zuid betoogt ten slotte tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan niet voldoet aan het bepaalde in artikel 5.1.2, eerste lid, van de Bouwverordening, nu de beoogde verbindingsweg wegens strijd met de bestemming "Groenvoorzieningen" niet kan worden gerealiseerd. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder c, van de planvoorschriften zijn op gronden met die bestemming verhardingen in de vorm van in- en uitritten uitdrukkelijk toegestaan.
2.9. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. C.W. Mouton, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2008