200800773/1.
Datum uitspraak: 19 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/4044 van de rechtbank Haarlem van 19 december 2007 in het geding tussen:
[wederpartijen], beiden wonend te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem.
Bij besluit van 26 juli 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een dakopbouw aan de [locatie] te Haarlem (hierna: het perceel).
Bij besluit van 10 januari 2006 heeft het college het daartegen door [wederpartijen] (hierna tezamen in enkelvoud: [wederpartij]) gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 november 2006, verzonden op 2 november 2006, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 10 januari 2006 vernietigd.
Bij besluit van 11 mei 2007 heeft het college aan [vergunninghouder] opnieuw bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een dakopbouw op de woning op het perceel.
Tegen dat besluit heeft [wederpartij] beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij uitspraak van 19 december 2007, verzonden op 21 december 2007, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het besluit van 10 mei 2007 (lees: 11 mei 2007) vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2008, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghouder] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2008, waar het college, vertegenwoordigd door R. de Vries en drs. J.M.M. Jacobs, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door mr. P.J. van den Broeke, advocaat te Haarlem, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord [vergunninghouder], in persoon en bijgestaan door mr. J.A.F. Corten, advocaat te Amsterdam.
2.1. Het besluit van 11 mei 2007 is genomen ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 1 november 2006 en moet worden aangemerkt als een besluit op bezwaar strekkende tot ongegrondverklaring van het door [wederpartij] gemaakte bezwaar.
2.2. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet, zoals dat gold ten tijde van het besluit van 11 mei 2007, voor zover thans van belang, mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend.
Ingevolge artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, van de Woningwet, zoals dat gold ten tijde van het besluit van 11 mei 2007, voor zover thans van belang, stelt de gemeenteraad een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die burgemeester en wethouders toepassen bij hun beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.
2.3. De rechtbank heeft bij uitspraak van 1 november 2006 in zaak nr. 06/2617, overwogen dat uit het advies van 19 juli 2005 van de "Commissie Welstand Monumenten" (hierna: de welstandscommissie), dat ten grondslag is gelegd aan het besluit van 10 januari 2006, noch uit haar reactie van 17 november 2005 op het door [wederpartij] overgelegde tegenadvies van de commissie "Welstand en Monumenten Midden Nederland" van 2 november 2006 in voldoende mate blijkt van een uitdrukkelijke toetsing aan de van toepassing zijnde gebiedscriteria zoals opgenomen in de welstandsnota. De rechtbank achtte van belang dat in het tegenadvies wel uitdrukkelijk op de gebiedscriteria is ingegaan en dat tot de conclusie is gekomen dat het bouwplan zich met die criteria niet verdraagt. Daarbij constateerde de rechtbank dat in de welstandsnota aandacht wordt besteed aan de massa en vorm, detaillering, kleur- en materiaalgebruik van de in het gebied aanwezige bebouwing.
Het college heeft aan het besluit op bezwaar van 11 mei 2007 een nieuw advies van de welstandscommissie, gedateerd 22 februari 2007 (hierna: het welstandsadvies), ten grondslag gelegd.
2.4. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college het besluit van 11 mei 2007 niet zonder meer heeft kunnen doen steunen op een onvoldoende gemotiveerd welstandsadvies.
2.4.1. De gemeenteraad van Haarlem heeft in 2004 de Welstands- en monumentennota (hierna: de welstandsnota) vastgesteld.
Ingevolge paragraaf 6.15 van de welstandsnota zijn de aanwezige ruimtelijke en architectonische karakteristieken van de Bomenbuurt, waarin het perceel ligt, van hoge kwaliteit en zijn handhaven, herstellen en versterken van deze kwaliteiten de uitgangspunten voor de welstandsbeoordeling. Voor het perceel geldt, vooruitlopend op de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht, welstandsniveau I. De voor welstandsniveau I geldende gebiedscriteria hebben, naast een algemeen welstandscriterium dat bepaalt dat de bestaande bebouwde omgeving het kwalitatieve referentiepunt is voor ieder (vergunningplichtig) bouwwerk, betrekking op massa en vorm en detaillering, kleur- en materiaalgebruik van het te bouwen bouwwerk. In paragraaf 3.2., Algemene welstandscriteria, van de welstandsnota, waarnaar het college in het besluit op bezwaar verwijst, staat vermeld dat indien de gebiedscriteria niet toereikend zijn, teruggegrepen kan worden op de in de nota genoemde algemene welstandscriteria. Deze hebben betrekking op de zeggingskracht en het architectonische vakmanschap van een vergunningplichtig bouwwerk. In genoemde paragraaf staat vermeld dat de algemene welstandscriteria, in hun samenhang, een illustratie vormen van de wijze waarop een onafhankelijke deskundige commissie tot een oordeel komt; niet door het 'afvinken' van onderdelen, maar door een integrale afweging.
In het welstandsadvies wordt ingegaan op zowel specifieke gebiedscriteria als op algemene criteria, waarbij, gelet op de samenhang met het ontwerp van perceel [locatie], doorslaggevende betekenis is toegekend aan het - van de specifieke gebiedscriteria deel uitmakende - algemene welstandscriterium "de individuele uitstraling op pandniveau". Daarbij heeft de welstandscommissie zich op het standpunt gesteld dat, anders dan in het tegenadvies, waarin is uitgegaan dat de woningen [locaties] tezamen een duidelijk samenhangende eenheid vormen met de woningen [.] tot en met [.], de woningen [..] en [..] een afwijkend gevelbeeld hebben. Zo beschikken de woningen niet over een erker met balkon, maar over een licht buiten de rooilijn tredende afgeschuinde voorgevel en een partiele geveloptrekking. De panden fungeren door de situering naast een plantsoen en door de ten opzichte van de overige woningen subtiel aangebrachte rijkere architectuur onmiskenbaar als hoekoplossing van de hoek [locaties], aldus het welstandsadvies. In het welstandsadvies is overwogen dat, gelet op het afwijkende gevelbeeld van het perceel ten opzichte van de rest van het bouwblok, een relatie kan worden gelegd met het specifieke gebiedscriterium "Massa en vorm", nu daarin is opgenomen dat ritmiek en variatie in de gevel voortkomen uit de vormgeving, de plasticiteit en de detaillering van gevels en gevelopeningen.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, overweegt de Afdeling dat, hoewel in het besluit op bezwaar van 11 mei 2007 niet expliciet op de afzonderlijke elementen van de welstandsnota is ingegaan, niet kan worden gesteld dat in het welstandsadvies en de daarop gebaseerde besluit op bezwaar onvoldoende relatie is gelegd met de criteria van de welstandsnota.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door [wederpartij] bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaren.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 19 december 2007 in zaak nr. 07/4044;
II. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2008