ECLI:NL:RVS:2008:BG4683

Raad van State

Datum uitspraak
19 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200802063/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • W. Konijnenbelt
  • C.W. Mouton
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor bedrijfsverzamelgebouw door dagelijks bestuur Amsterdam-Noord

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Projecton B.V. Vastgoed Ontwikkeling hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord om een bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een bedrijfsverzamelgebouw op het perceel Distelweg/hoek Chrysantenstraat te Amsterdam. Het dagelijks bestuur had op 11 juni 2002 besloten om de bouwvergunning te weigeren, waarna Projecton bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 23 december 2003 ongegrond verklaard. Ook het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam verklaarde op 9 augustus 2005 het bezwaar ongegrond. De rechtbank Amsterdam verklaarde op 4 februari 2008 het beroep van Projecton tegen deze besluiten niet-ontvankelijk en ongegrond.

Projecton stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk had verklaard en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de mogelijkheid om de bouwvergunning te verlenen met aanvullende voorwaarden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 27 oktober 2008 behandeld. Projecton voerde aan dat het college haar ten onrechte niet in de gelegenheid had gesteld om de aanvraag te wijzigen, en dat er verwachtingen waren gewekt dat een bouwvergunning zou worden verleend.

De Raad van State oordeelde dat het bouwplan in strijd was met de eisen van het Bouwbesluit, met name artikel 235, en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college de bouwvergunning moest weigeren. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor heropening van het onderzoek of voor een proceskostenveroordeling. Het hoger beroep van Projecton werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

200802063/1.
Datum uitspraak: 19 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Projecton B.V. Vastgoed Ontwikkeling, gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak nr. 04/351 van de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2008 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Projecton B.V. Vastgoed Ontwikkeling
en
1. het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord
en
2. het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 juni 2002 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord (hierna: het dagelijks bestuur) geweigerd aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Projecton B.V. Vastgoed Ontwikkeling (hierna: Projecton) bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een bedrijfsverzamelgebouw op het perceel Distelweg/hoek Chrysantenstraat te Amsterdam.
Bij besluit van 23 december 2003 heeft het dagelijks bestuur het door Projecton daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (besluit I).
Bij besluit van 9 augustus 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) het door Projecton gemaakte bezwaar eveneens ongegrond verklaard (besluit II).
Bij uitspraak van 4 februari 2008, verzonden op 11 februari 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door Projecton tegen besluit I gerichte beroep niet-ontvankelijk en tegen besluit II gerichte beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Projecton bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 maart 2008, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Projecton heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 oktober 2008, waar Projecton, vertegenwoordigd door mr. Chr.P. van Eeghen, advocaat te Amsterdam, vergezeld door haar [directeur], en het dagelijks bestuur en het college, vertegenwoordigd door mr. T.M. van Gorsel, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Projecton stelt dat de rechtbank het beroep gericht tegen besluit I ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Het hoger beroep is op dit onderdeel evenwel niet gemotiveerd en ook overigens ziet de Afdeling geen grond om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank.
2.2. Projecton betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat ten onrechte niet is onderzocht of door middel van het verbinden van een nader voorschrift aan de bouwvergunning een gelijkwaardige brandveiligheid had kunnen worden gewaarborgd. Voorts voert zij aan dat de rechtbank heeft miskend dat het college haar ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld de aanvraag te wijzigen, opdat alsnog aan de wettelijke eisen kon worden voldaan. In dit verband beroept Projecton zich tevens op door het college opgewekte verwachtingen dat een bouwvergunning zou worden verleend.
2.2.1. Ingevolge artikel 235, eerste lid, van hoofdstuk VII van het Bouwbesluit 1992 (hierna: het Bouwbesluit) moet een toegang van een rookcompartiment als bedoeld in artikel 234, vierde tot en met zevende lid, zijn gelegen aan het aansluitende terrein of aan een ruimte waardoor twee onafhankelijke vluchtmogelijkheden voeren.
Ingevolge artikel 235, tweede lid, mag in afwijking van het eerste lid, de toegang zijn gelegen aan een ruimte waardoor één vluchtmogelijkheid voert, indien:
a. de totale gebruiksoppervlakte van de rookcompartimenten die op die ruimte zijn aangewezen, ten hoogste 250 m2 is;
b. het rookcompartiment twee toegangen heeft die elk afzonderlijk leiden naar ten minste één onafhankelijk vluchtmogelijkheid;
c. de vluchtmogelijkheid een vluchtweg is die uitsluitend voert door een verkeersruimte waarin een trap is gelegen.
Ingevolge het vijfde lid mag de afstand tussen een toegang van een rookcompartiment als bedoeld in het eerste lid, en een toegang van het kantoorgebouw, indien toepassing is gegeven aan het tweede lid, onderdeel c, gemeten langs de kortste route, ten hoogste 30 meter zijn.
Ingevolge het zesde lid is het vijfde lid niet van toepassing indien de vluchtweg voert door een veiligheidstrappehuis.
Ingevolge artikel 193, eerste lid, moet een gebouw, indien niet is voldaan aan enig voorschrift, gegeven bij of krachtens de artikelen 174 tot en met 192, een mate van veiligheid bieden die ten minste gelijk is aan de mate van veiligheid die is beoogd met het desbetreffende bij of krachtens die artikelen gegeven voorschrift.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, is ten aanzien van de bij of krachtens hoofdstuk VII uit een oogpunt van veiligheid gegeven voorschriften het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
2.2.2. Niet in geschil is dat het bouwplan, zoals dat is ingediend, in strijd is met artikel 235, eerste lid, van het Bouwbesluit, nu de toegang van de kantoorruimte op de vierde verdieping (het rookcompartiment) niet is gelegen aan het aansluitende terrein of aan een ruimte waardoor twee onafhankelijke vluchtmogelijkheden voeren. Voorts staat vast dat het ingediende bouwplan, zoals ook de rechtbank terecht heeft overwogen, geen bouwtechnische aanpassingen bevat welke een mate van veiligheid bieden die ten minste gelijk is aan de mate van veiligheid die is beoogd met het bij artikel 235 gegeven voorschrift.
Zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, biedt het stelsel van de Woningwet geen plaats voor een beslissing omtrent de bouwvergunning anders dan op grond van een daartoe strekkende aanvraag. Gelet op de ingrijpendheid van de geconstateerde beletselen voor verlening van de bouwvergunning, heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college deze beletselen had behoren op te heffen door een voorwaarde aan de bouwvergunning te verbinden, dan wel dat het college Projecton in de gelegenheid had moeten stellen de aanvraag zodanig te wijzigen of aan te vullen dat die beletselen werden weggenomen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat wijziging van de aanvraag in die zin tot een ander bouwplan had geleid, waarvoor het doen van een nieuwe bouwaanvraag was aangewezen. Projecton heeft er echter voor gekozen niet een gewijzigde aanvraag in te dienen, hoewel zij daartoe hangende bezwaar gelegenheid had.
Voor zover Projecton een beroep doet op door het college gewekte verwachtingen dan wel op door het college bij zijn besluitvorming niet in acht genomen zorgvuldigheid, heeft de rechtbank terecht en op goede gronden overwogen dat daaraan geen aanspraak kan worden ontleend op het verkrijgen van een bouwvergunning, die niet anders dan in strijd met artikel 235 van het Bouwbesluit verleend zou kunnen worden. Nu de bouwaanvraag in strijd is met het Bouwbesluit heeft de rechtbank terecht en op goede gronden overwogen dat het college ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet gehouden was reeds hierom de bouwvergunning te weigeren. Gelet hierop wordt aan een bespreking van de overige weigeringsgronden niet toegekomen.
Het betoog faalt.
2.3. Voor heropening van het onderzoek ten behoeve van het horen van getuigen, zoals door Projecton is verzocht, bestaat, gelet op het vorenstaande, geen aanleiding.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. C.W. Mouton, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2008
392.